moeders

‘Ik vind ’t eigenlijk nog steeds heet,’ zeg ik tegen Kim.
Ze beaamt ‘t. Men had wel gezegd dat ’t vandaag wat koeler zou worden, maar door de luchtvochtigheid druipt evengoed ’t zweet waar ’t maar gaan kan.
Gelukkig kunnen we bijna gaan zitten. De laatste handelingen & we zijn klaar. Ik zet alvast m’n mobiel weer aan. Kim brengt de omzet naar de kluis.
‘Wat wil je drinken?’ vraag ik snel, voordat ze de hoek om verdwenen is.
‘Doe maar een witbier.’
Ik toets de code van m’n mobiel in & leg ’t ding weer op de bar. Ernaast leg ik m’n portemonnee, waar ik de fooi van vandaag in stop.
Als ik een glas wil pakken om bier in uit te schenken, gaat de telefoon over. Vluchtig kijk ik naar ’t schermpje. 2 Berichten. Toch maar even luisteren of er iets belangrijks tussen zit.
M’n schoonzus Leny. Of ik terug wil bellen als ik klaar ben met werk. Daarna m’n broer. Dat Leny waarschijnlijk ‘tzelfde heeft gezegd, maar of ik even terug wil bellen.
’t Zal wel over de verjaardag van m’n moeder gaan, over 2 weken.
‘Ze willen wel heel graag dat ik bel,’ zeg ik als Kim terug is. ‘Ze hebben maar liefst 2 keer m’n voicemail ingesproken.’
Ik loop naar de telefoon. Nog steeds geen bier bij de hand, bedenk ik.
Een in-gesprektoon. Snel sta ik weer op van de barkruk. Ik moet bier voor ons beiden inschenken.
We proosten als we eindelijk zitten. Vóór de ingang, de deur barricaderend voor degenen die mochten denken dat we nog steeds open zijn.
Ik trek m’n t-shirt aan. ’t Zweten is minder geworden. Hij plakt niet onmiddellijk aan m’n huid vast. In 1 teug sla ik de helft van m’n glas bier achterover.
M’n gsm gaat weer over. Ditmaal echt, niet een bericht over binnengekomen voicemail. Ik kijk naar ’t schermpje wie er belt.
‘Ha, dat is weer m’n broer,’ zeg ik tegen Kim, ‘ze zijn wel heel bang dat ik zal vergeten terug te bellen.’
We nemen allebei een slok. Dan neem ik op.
‘Hoi, Jan,’ zeg ik.
‘Nee, dit is Leny,’ zegt m’n schoonzus. ‘’t Is af & toe wel heel moeilijk om jou te bereiken.’
‘Ja, ik ben net klaar met werk. Ik zit net.’
Ik wil verder gaan. Dat ik daarnet nog geprobeerd heb terug te bellen, dat zij juist in gesprek waren. Maar Leny is alweer aan ‘t woord.
‘Ma is vandaag opgenomen in ’t ziekenhuis.’
Kim zit naast me. Ze houdt 20 minuten lang haar mond.

Ik denk: m’n vader stierf ook 2 weken voor z’n 72e verjaardag.
Ik denk niet zo veel later: van de week zei ze al dat ze zich niet lekker voelde door de hitte.
Ik denk nog meer: hoe veel oude mensen overlijden ook alweer voortijdig doordat de temperatuur boven de 20 graden komt?
& Ik denk ook: waarschijnlijk ligt ze veiliger in ’t ziekenhuis.
Ik herinner me de woorden van m’n huisarts: ‘Je hebt aardig wat achter de kiezen. Ik heb mensen voor veel minder al doorgestuurd.’
Ik stel me witte lakens voor, waar m’n moeder zich tussen bevindt. Zou ze een tv voor zichzelf hebben? Met afstandsbediening. Wanneer krijgt ze een eigen telefoon? Zouden patiënten tegenwoordig kunnen beschikken over internet? Hoe laat gaat m’n moeder nu naar bed?
& Ik probeer me de tests voor de geest te halen, die ze op m’n moeder gaan toepassen. Zouden dat dezelfde zijn als die ik inmiddels doorlopen heb?

‘En waarschijnlijk ook een conditietest morgen,’ gaat Leny verder.
‘O ja, de fietstest,’ vul ik aan.

Voor de rest houden we onze mond in Zijperspace.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *