spreekvaardigheid

Als ik me aan ’t toetsenbord wil zetten komt er een meeltje binnen met de mededeling dat mannen zich gemiddeld ’t ongelukkigst voelen op 42-jarige leeftijd.
Maar ik begin overal laat aan, houd ik mezelf voor, dus dat zal voor mij nog wel even duren.
Daar moet ik me dan opgelucht bij gaan voelen, maar ’t vooruitzicht stemt me eerder somber. Ik dacht dat ik alles wel zo’n beetje gehad had.
Die ervaringsrijkdom vult me echter met wetenschap. Mocht ’t zich herhalen, dat wat al eerder is geweest, dan weet ik in ieder geval wat mij overkomt.
Toen ik 2 weken geleden ’t gevoel had dat m’n lichaam zou ontploffen onder de plotse expansiedrift van dat wat zich blijkbaar allemaal in m’n hoofd bevond, wist ik me al gauw te herinneren dat een belangrijk deel van deze hyperventilatie veroorzaakt werd door aandacht.
Ik wist dus wat er met me aan de hand was. Maar door de onafzienbaar verre horizon van dat al, de veelomvattende facetten ervan, weet ik ’t niet onder woorden te brengen.
Toen niet, nu niet.
Een draaikolk van woorden, zinnen, dwarrelt er door m’n hoofd. Ik poog elke keer weer een draad ervan op te pakken, ’t tot een verhaal bijeen te rijgen, maar terwijl ik aan ’t woord ben, daadwerkelijk aan ’t woord, klit ’t samen tot een onontwarbaar kluwen waar begin noch einde in is terug te vinden.
& Ogenschijnlijk kalm waar ik verder door m’n leven. Rug recht (‘Rug recht,’ commandeert m’n vader).

Ik pak m’n spullen in; vanavond na m’n werk meteen door naar Roswitha. Niet alles is even belangrijk, van dat wat ik in m’n rugzak stop, als alles er maar in zit, er geen mogelijkheid uitgesloten is.
Dus een boek in de trein, een 2e als reserve, muziek om afgesloten van anderen te zijn, een t-shirt extra om ’t oude zweet te verdoezelen, alsook wat deo, boterhammen om ’t tot laat uit te houden, & dan de hele rits medicijnen.
Zorgvuldig stop ik de pillen 1 voor 1 in een klein potje. Voor 2 dagen, je weet maar nooit of 1 dag een verlenging krijgt.
De rugzak wordt gevuld met zekerheid. Niets ontbreekt.
De rechte lijnen die door mij, alvorens de reis zijn aanvang vindt, worden uitgezet, hebben niets te maken met ‘t kluwen, behalve dat ‘t 1 de oorzaak van ’t ander is.
Ik zie ’t als een raster, waar elk object precies in past & z’n eigen zorgvuldig omschreven bestemming in heeft. Ik voel ’t als ik ‘m straks om m’n rug hang, dan weet ik waar zich alles bevindt. ’t Is ‘thuis’, m’n thuis voor onderweg, waar ik nooit mis te grijpen hoef. Ik heb geen zaklamp nodig.

Daar niet. Ik weet hoe alles heet wat ik er in weg stop.
Maar ook dat wat in m’n hoofd is terecht gekomen weet ik wel te duiden. Ik weet ’t echter niet te benoemen. & Er schiet in 1 moment zo veel aan m’n mond voorbij dat ’t niet in zinnen, of misschien nog wel een zin, maar niet in een samenhangend verhaal valt te vangen.

Daar is geen taal voor in Zijperspace.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *