star

Ogenschijnlijk staat ze net zo te wachten als ieder ander mens. Men staat wel vaker voor een winkel te wachten. Een klein jong hondje heeft ze aan de lijn, wat die indruk van wachten nog wat meer bevestigt. ‘t Hondje kan nog net onwennig schuin met z’n achterste op de koude stoep zitten, af & toe z’n evenwicht verliezend. Net als elk ander in deze situatie trekt de dame, een jaartje of 30-35 moet ze zijn, een wachtend gezicht. Ze staart voor zich uit in geduld, haar gezicht strak, maar dat kan ook van de kou zijn.
De enige op wie ze zou kunnen wachten, in ieder geval de enige die binnen m’n blikveld valt, is de man die bij mij 2 flesjes Grolsch koopt. Hij is echter een gebruiker, dat kan ik zo zien, terwijl zij dat niet bepaald uitstraalt. Hij heeft een magere kop, met ingevallen wangen, z’n ogen staan diep in hun kassen. Z’n bewegingen zijn snel, hoekig bovendien. Alsof-ie na elke beweging totaal de andere kant op kan gaan. Plots, onzorgvuldig, op z’n hoede.
Zij staat sereen buiten. Kijkt strak voor zich uit. Alles wat ik van haar kan zien is haar gezicht. Niet pafferig, niet vermagerd. Kalm, er verroert zich niets aan haar lichaam. Sjaal 1½e slag om haar nek, muts op, pluimpje hangt net in haar nek, lange jas tot aan haar knieën, korte laarsjes. Ze heeft stijl, alles past precies, lijkt zich te voegen. Haar neus lijkt door haar kleding precies op de goede manier aan haar lichaam vast te zitten. Alsof ze bij ‘t kleden ook daar rekening mee heeft gehouden.
Niets aan haar beweegt, alleen ‘t lijntje waar ‘t hondje aan vast zit. & Haar geduld; dat lijkt ook te bewegen, als ik haar vluchtig aankijk, terwijl de man z’n geld in z’n broekzak, 1 van z’n broekzakken, misschien een jaszak, toch maar in de broekzak bij ‘t papiergeld, hij weet niet meer waar hij z’n muntgeld moet bewaren, stopt.
Hij blijkt uiteindelijk haar geduld. Ik merk ‘t pas als hij naar buiten stapt. Een snelle blik werpt-ie op de dame, terwijl-ie de deur achter zich sluit. Geen bevelende blik, geen verzoekende, meer een blik van ik wil je eigenlijk niet zien. Ze registreert ‘m nog net. Verzonken als ze is in ‘t wachten. Hij stopt de flesjes bier in z’n jaszak, slaat linksom uit mijn gezichtsveld, passeert de kratten die naast de winkel staan.
Zij staat nog voor een moment geparalyseerd. Komt dan langzaam in beweging. Haar bovenlichaam hoekt langzaam licht voorover. Een schok doet haar 1e been bewegen; ‘t lijkt onhandig zoals ze vervolg aan die beweging kan geven. Haar ogen staan op dorst, verlangen. Geen verlangen naar hem.
De schoonheid die ik daarnet nog in haar zag is plots verdwenen. Verzwolgen door haar hunkering naar ‘tgeen hij blijkbaar met zich meedraagt. Ik herken haar bewegingen. De herkenning verbuigen haar bewegingen nog ietsje meer. Zodat ik de starre dame niet meer zie.
Lege ogen verdwijnen uit m’n beeld, schuin weg achter de lege kratten. Stotend, hortend achter ‘t aas aan.

Een jong hondje huppelt uit Zijperspace vandaan.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *