Hé, die jongen ken ik. De voorzitter van ’t stemburo. Degene die m’n oproepkaart aanneemt.
Nou ja, jongen moet ik ‘m eigenlijk niet meer noemen. Waarschijnlijk mag je ‘m ondertussen wel man noemen: netjes in pak, keurig geschoren, oogt zelfverzekerd. Hij is de baas over de tafel van de stemformulieren; je mag ‘m wel een man noemen.
Als klein kind kwam-ie altijd op zaterdag bij me langs in de bieb. Bijna alle boeken die hij las gingen door mijn handen. Van de Kameleon tot Proust. Totdat hij richting Amsterdam vertrok. & Hier heb ik ‘m wel vaker van bier voorzien.
‘Hoi, Ton,’ herkent-ie me onmiddellijk. & Na wat zoeken in de lijsten gekscherend: ‘Antonius.’ Waarop hij laat volgen, gericht tot z’n collega’s: ‘Dhr Zijp.’ & Ik krijg de grote vellen gevouwd papier overhandigd.
‘Ja, dat zal je je nog wel herinneren,’ reageer ik nog net.
Dhr Berkhof, die mij wekelijks voorziet van al m’n ontbijtgerief, laat me een stukje salami proeven.
‘Ha, da’s ’t 1e gedeelte van m’n ontbijt,’ zeg ik vergenoegd.
‘Dat zal lekker aankomen dan. Zo’n heet stukkie vlees.’
”t Enige wat ik tot nu toe vandaag heb gedaan is stemmen.’
‘Dat doet m’n vrouw gelukkig voor me,’ terwijl hij een stuk paté voor me aansnijdt.
’t Meisje van de bakker weet inmiddels precies wat ik nodig heb, waardoor ik een minuut later alweer op de fiets zit. Niet meer conversatie dan welk brood & hoeveel geld. & Zelfs dat was overbodig.
Tijdens ’t huiswaarts fietsen spits ik m’n oren. Hoop te horen dat de voorbijgangers een belangwekkend onderwerp aansnijden, hoop te merken dat iedereen er mee bezig is. Bij ’t nogmaals passeren van ’t stemburo kijk ik wie er buiten staan, wie er onderweg zijn binnen te treden. & Probeer de LPF-stemmer te herkennen. & Dan net te doen alsof ’t me niet boeit.
Zó’n belangrijke dag. & Er is me niks op m’n gang naar & van ’t stemburo gebeurd.
’t Verleden is al begonnen in Zijperspace.