nieuw

Ik had ‘t me voorgenomen rond de tijd dat m’n vader overleed: schrijven over m’n moeder. Ik had zo veel te vertellen over hem, waar had ik haar in mijn verhalen gelaten?
Moest er dan iemand dood gaan, bezig zijn met dood te gaan, om je te doen beseffen dat er zich stelselmatig een geschiedenis in je hoofd is gevormd? Dat alle liefde bij elkaar opgeteld, de vermaningen, de complimenten, de bezorgdheid, enz…, een verhaal in etappes zouden kunnen vormen?
Ik was aldoor bang dat er niets te zeggen was. Mijn moeder was te lief, te perfect, niet de moeite van ‘t kwetsen waard, om haar anekdotes te gaan verzamelen. Te moeilijk ook daardoor om ze je te herinneren.

Maar m’n vader was dood. Nu zouden de gekkigheden van die man, die ontelbare rariteiten & hobby’s van hem, haar niet meer dwars zitten & zou ze de kans krijgen iemand te worden.
Ook eindelijk iemand zonder hoofdpijn. Dat erbovenop. ‘t Moet daar ergens in de periode van m’n vaders Parkinson geweest zijn dat ze er zo’n beetje vanaf gekomen was. ‘t Zou haar alle ruimte geven andere karaktereigenschappen te ontwikkelen die meer waren dan een pijn lijdende vrouw.
Ook al omdat ze nu zelf voor de financiën moest zorgen. Voor de administratie. Voor de tuin. Voor ‘t leeg maken van ‘t huis, ‘t verdelen van de troep onder de kinderen.
De ontmoetingen tussen haar & ‘t kroost waren nu veel meer 1 op 1. Mijn vader had geen zeggenschap meer. Kon de boel niet meer terroriseren met zijn alomtegenwoordige aanwezigheid.

Ik druk ‘t wel wat zwaar uit. Maar m’n moeder was nou 1maal een bijrol vergeleken met Pa.

Dus hangt ze aan de telefoon.
Ik loop rond in m’n blote bast.
Ik heb me net bij m’n collega’s verexcuseerd: ‘Dames, dames, ‘t spijt me zeer, maar ‘t is gewoon te heet.’
& Ik heb m’n buik te voorschijn gehaald. Dat hangend vel van 47 jaren oud. & Daar ben ik de boel mee gaan schoon maken. In vol ornaat. Daar heb ik de kassa mee opgemaakt. Terwijl evengoed de druppels zweet door bleven stromen. De biljetten baadden in Zijperzweet terwijl de telefoon me een nog onbekend nummer toont van iemand die me op dit onzalig tijdstip spreken wil.

‘Met Ton.’
Ik was al eerder gebeld door ‘t nummer, maar had ook toen de tijd niet om er gelijk een identiteit bij in te typen.
M’n broer had toen snel ter informatie meegedeeld: ‘Dit is je moeders nieuwe nummer.’
& We hadden opgehangen. Ik ging weer gehaast aan ‘t werk.

‘Met Ton,’ zei ik dus.
‘Dag Ton,’ kraakte m’n moeders stem.
De ouderdom. Misschien hangend vocht op de longen. Ze moet vaak meermaals haar keel schrapen om enigszins duidelijk verstaanbaar te worden.
‘Ik heb Alzheimer,’ liet ze er al snel op volgen, nadat ik haar kort verteld had dat ik inderdaad aan ‘t werk was, maar nee Moe, nee Moe, je kan evengoed best vertellen wat je wil vertellen, ik neem er wel even m’n tijd voor, m’n collega’s vinden dat niet gek.

Daar begint een nieuw verhaal in Zijperspace.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *