Verlatingsdagboek XVIII

Ik verzamel nu lieverheersbeestjes.
Die ik dan weer niet kan vinden. Maar ik doe ‘t zoeken heel goed, want ik doe ‘t omdat ‘t moet.

Als ik er 1tje vind blijkt deze echter ondetermineerbaar (had mij dat woord een jaar geleden in de mond gelegd & ik had ‘t uitgespuugd van verstotterbare onmogelijkheid, waarschijnlijk ook vanwege de angst te moeten uitzoeken wat de wat? is & hoe daarvoor verantwoordelijkheid af te leggen) of toch elke keer weer een recentelijk geïmporteerde Aziatische LHB (ja, we gaan afkorten, anders hoor je niet bij de groep, de groep die een vrij vaststaande groep is & verstand heeft over zaken, of eigenlijk over dieren als deze) te zijn.

Die LHB’s lijken nl niet op elkaar. Zeker de Aziatische heeft diverse verschijningsvormen. Toen dat beest hier werd neergezet om onze natuur te verdedigen tegen de luis hebben ze blijkbaar alle variaties bij elkaar gegooid.
Alle aziaten weten ondertussen waar ze aan toe zijn, maar wij europeanen tasten in ‘t duister vooralsnog. Behalve de experts. Die weten meteen wat er aan de hand is. Een aziatische is er aan de hand. Ondetermineerbaar vaak (spuug, stotter, onmogelijk, angst).

Ik probeer m’n hand er op te leggen, op dit vreemde verschijnsel. Ik wist tot nog niet zo lang geleden niet dat er behoorlijk wat LHB’s & Kapoentjes (LHB-variaties) waren, maar nu weet ik beter.
Dus wil ik, met die kennis, ze ook allemaal bezitten. In m’n hoofd. Dat niemand er aan kan tornen. Ze zitten dan straks daar, met z’n allen, ik weet hoe ze heten & dus zit de wereld in orde, goed in elkaar, niemand bedreigt me, alleen maar respect.

Niet dat ‘t écht zo werkt, maar ik geef mezelf graag ‘t gevoel dat ‘t zo zou kunnen gaan.

Ik heb mezelf wat te doen gegeven.
Net als met m’n speurtocht naar gallen. Waar men eigenlijk, net zomin als ik, niets van af weet. Maar Eenoog koning. & Dat ben ik dan.

& Straks zeg ik dat u niet weet wat LHB’s zijn, netzomin als gallen. & Voel ik me de Eenoog te rijk.
Dan blijf ik ondertussen verzamelen & vind ik eigenlijk niks.
Ik begin me af te vragen of LHB’s wel bestaan in deze tijd van ‘t jaar. & Wanneer leggen galvormende insecten hun eitjes?
Waarom vind ik niks? Bestaan ze dan alleen in boekjes?

Per ongeluk, ik probeer ‘t nog zó te voorkomen, zie ik mensen me aanstaren om wat ik ze vertel. Die onbestaande wereld. & Die duik er in.
De plons van m’n lichaam, midden in de winter.

Zijperspace is out of season.

Verlatingsdagboek XVII

Ik ben bang dat ik een broer ben. Een broer van minstens 6. Waarvan in ieder geval 1 is overleden.
Maar toch blijft ‘t minstens 6.
We weten niet waar een broer eindigt. Noch waar hij begint.
Zo’n ding laat evengoed z’n sporen na.
Ik neem ‘t ze nog steeds allemaal kwalijk. Kwalijk neem ik ‘t ze nog steeds. Allemaal. Ook in die volgorde. Jong naar oud. & Andersom.
Waar ben ik & wie zijn zij. Waarbij een vraagteken verkeerd geplaatst zou zijn. Vraagtekens bestaan niet tussen broers. Dat hoort niet, zijn we niet mee opgevoed.
Alles is zoals ‘t is sinds je geboren is.
Ze worden echter wel steeds groter. Die broers. & Ze gaan vraagtekens bij jou stellen.
De verwachting ook van andersom.

Ik ben geen broer. Ik heb me er alleen toe laten veroordelen. & Geconformeerd.
& Toen ik daar was, waar broers horen te zijn als ze familie blijken te zijn geworden, toen ging er 1 dood.

Ik ben een huppelend kindje dat net iets te veel aandacht vroeg voor ‘t draaiend beeld dat m’n vader hanteerde. Iedereen lachte, vol in beeld, & iedereen kon terug lachen omdat ‘t elke verjaardag opnieuw getoond werd.

& M’n broer, die dood is, zag dat hij iets in te halen had. Danspasjes of iets dergelijks.
Ik had inmiddels niets meer te winnen. ‘t Huppelen op de dansvloer allang voorbij.

Ik ben een broer zonder broers. Ik heb een vrouw zonder vrouw. Ik heb mezelf.

Hier ben ik Zijperspace.

Verlatingsdagboek XVI

Ik drink nog een laatste biertje voordat ik naar bed ga. Zoals ik dat elke avond doe, maar nu terwijl ik typ.
Er moeten zaken afgesloten worden, ik moet afscheid nemen. Ik ben alleen nog steeds op zoek naar de weg hoe ik daar komen moet.
Al die teksten die ik hiervoor geschreven heb waren daar een poging toe, maar ik was daarbij vergeten dat ik een dag later, anders wellicht 2 of 3, zou vervallen in oude patronen & me daardoor niet meer zou kunnen herinneren wat de emoties waren die mij tot dergelijke besluiten hadden gedreven.
Ik herhaal mezelf. Ondanks wat anderen tegen me zeggen. Ik neem wat men zegt aan, maar m’n systeem, m’n gedachten, alles wat me maakt tot wat ik probeer te zijn & wat me bij elkaar houdt, dat alles wil niet dat ‘t beklijft.
Ja, tuurlijk, ‘t kan ook niet in dat systeem van mij van vasthouden aan wat me gister gebeurd is & vandaag alweer vergeten ben.
M’n herinnering aan wat voorheen was is niets meer dan een nageboorte waar ik zo snel mogelijk vanaf moet. Stoorzender, trauma, overlast.
Ik snap dat men waarschijnlijk niet meer begrijpt wat ik bedoel. Ik vermijd de hete brij, noem geen namen, ga niet in op details.
Ik ben moe. Om 1 of andere reden die er niet toe doet voor anderen, maar waar ik wel veel over praat. Ik wil andere dingen dan moe zijn. M’n mond houden zou helpen.
Schrijven wil ik. M’n vingers verwoesten van voortspringende elastische tot later verstroevende bewegingen over ‘t toetsenbord om vooral niet te verliezen van wat er in m’n kop zit aan nodeloze maar sprekende gedachten.
Nodeloos maar fijn.
Ik hoop dat men bij me blijft. Ondanks mij. & Wat ik schrijf.

We verlaten ‘t verlaten in Zijperspace.

Verlatingsdagboek XV

Mocht ‘t nou zo zijn dat ik een proces ben, mag ik dan wel praten?
Praten over wat dat proces inhoudt. ‘t Verklarend toelichten van wat er aan de hand is.

Ik denk bij mezelf dat ik te weinig woorden heb. Ik wil hier alleen maar uitleggen wat er met me gebeurt. Wie ben ik & wat overkomt me? Waarbij ik moedwillig wil vergeten wat ‘t allemaal veroorzaakt heeft.

Nee, vergeten is een groot woord. Ik wil niet dat iemand te weten komt wat daar de exacte oorzaak van is. Niet regelrecht via deze weg. Men mag ‘t wel vermoeden, maar daar moet ‘t bij blijven.
‘t Verdient de aandacht niet. Dat ik er moeite mee heb, dat zij zo. De oorzaak moeten we links laten liggen & laten verpieteren.
Ik vind mezelf wel een methode om dat te verwerken.
Ik ben er al mee bezig. Tenslotte kan ik niet anders. Elk moment ademt & doet de tijd verder gaan. Ik ben een proces, zoveel is wel duidelijk. & Een schepper heeft die geschapen.
Waarbij ik steeds sterker denk dat ik zelf de schop hanteer.

Sterker moet, sterker doet goed. Scheppen & schoppen ook.

Dan komen we tenminste ergens in Zijperspace.

Verlatingsdagboek XIV

‘Ben jij Zijperspace?’ wordt er tijdens m’n werk vanuit ‘t niets aan me gevraaagd door iemand die me ooit vroeger regelmatig las.
Ik wil me wel Zijperspace voelen, bij zo’n vleiende vraag van herkenning, maar weet dat ‘t tegelijkertijd eigenlijk niet zo is.
Dus antwoord ik: ‘Ja.’
Vooral uit verwondering. & De wens voor erkenning, die tegelijkertijd herkenning heet.
Hoewel ik niet weet waar dat laatste gevoel ontstaat. Vóór m’n antwoord of daarna.
‘t Verleden is al heden geworden voor ik eerlijk geantwoord heb.

Zijperspace lijkt ‘t geheel van een gevoelsleven, met ondefinieerbare grenzen. ‘t Bestaat in alles wat ik schrijf, maar gaat voor mijn gevoel ongemerkt niet voorbij aan de omheining van pennenstreken & toetsenborderupties.
Ze zijn mij. Ik adem hun. Als in uit. Zelden in.
Dus is er een beperking van wat ‘t is. Zijperspace.

Zijperspace is geen waarheid. & Zoals ik me door ‘t dagelijks leven begeef ben ik dat zelf wel. ‘t Ligt zelden benevens ‘t besef van wat waar is in mijn hoofd, maar ‘t kan elke keer veranderen. De dag, ‘t tijdstip, m’n humeur, van alles kan van invloed zijn op de eerlijkheid van ‘t zijn van ‘Dit’.
Waar ik nu de letters van m’n toetsenbord neerleg, dat vastgelegde ‘Dit’. Niet meer te corrigeren, voor altijd daar. Dat ‘Dit’.
Maar ‘t ‘Dit’ van wat zich in m’n hoofd begeeft, rond woelt, fout denkt, goed somtijds, maar dat eerder per ongeluk, op andere momenten daar ergens tussenin zweeft, dat beoogt ‘t zelden te bereiken. Je zou kunnen zeggen dat ‘t niet verder komt dan gissen.
‘Dit’ híer is niet meer dan ‘raden naar’.

Ik wil me Zijperspace voelen. Uit trots voor al die teksten die ik ooit na zal laten. Trots op mensen die me gezien hebben in ‘t voorbij gaan.
Maar ik bereik ‘t zelden. Steeds moet alles beter zijn dan wat er straks aan woorden op papier staan.

Er is echter geen wit vel in Zijperspace.