afgesloten

Ik wilde de waanzin van de vliegen beschrijven. Een vervolg op Psor. Waarin Psor tot leven komt, met me praat & hij 1000-en kleinkinderen krijgt. Iedere dag weer.
Ik wilde beschrijven hoe ze bij me komen logeren. Op ’t keukenraam. Hoe ze de wacht hielden, ook elke dag weer, naar buiten keken, maar vooral, als ik er aan kwam door de keukendeur, mij in de gaten hielden.
Houden.
Nog steeds.
Hoewel er ’s avonds laat niets op dat raam te zien was.
Misschien omdat ‘t ’s avonds geen ochtend is. Nog geen ochtend is.
Of ’t alweer lang geleden was dat ’t ochtend was geweest.
Da’s nog niet zo lang geleden dat ik dat ontdekte.
’t Kan ook zijn dat alle nakomelingen van Psor, & al die andere vliegen die ik namen heb gegeven, inmiddels overleden zijn. Uit heimwee. Uit geduld. Uit ’t uitblijven van een deur die op de voor hen juiste plek opengaat.
Ik kan me zo voorstellen dat een mens die wacht op vrijheid op een gegeven moment zich ook alleen maar blindstaart op een deur die niet bestaat. Ook een mens kan alleen zien wat-ie zich voor kan stellen.
Ik wilde ook beschrijven hoe ik ze de weg gewezen heb. Dat ik op een gegeven moment een oud tijdschrift van de oud-papierstapel opgepakt heb & ze de hoek-om gewezen had.
Wapperwapper, kijk daar is ‘t, wapper wapper.
Daarbij er op een gegeven moment achter komend dat er enkelen danig verminkt werden door ’t gewapper met ’t tijdschrift. Sommigen zelfs voor dood bleven liggen op ’t aanrecht.
Hé, maar daar kan ik niets aan doen! Ik wees jullie de weg. & Jullie waren niet slim genoeg om op te vliegen toen ik als levende richtingaanwijzer ging functioneren.
Kom op! Als er een object op je afkomt, zeg 1264 maal groter dan jouw eigen postuur, dan gaat er normaliter toch een alarmbelletje rinkelen. Ik bedoel: er zit toch nog wel íets van een instinct in jullie verdomd kleine hersenen? Wij mensen doen toch ook niet toevallig een stap opzij voor iets dat, zeg ong 2 keer zo groot is, alleen maar omdat we een hersencapaciteit hebben dat ’t multiplexveelvoudige is van dat van jullie?
Ik wilde ’t over ’t gesprek hebben dat ik met Psor heb gevoerd. Waarbij ik ‘m bovenstaande vragen heb gesteld. Nadat ik 1st zijn verhaal had aangehoord.
Maar daar zouden enkele dagen tussen hebben gezeten. Waardoor ik niet meer had geweten of ’t nou Psor zou zijn, waar ik tegen stond te praten, of 1 van z’n nakomelingen. Of juist van 1 van z’n aanverwanten. Lak, of Tsam. Of Kriet, of Loel.

& Toen ik aan dat gedeelte van m’n verhaal was, ik had alles keurig opgetikt, zoals gewoonlijk, weliswaar met een ietwat weinig interpunctie, zoals een punt aan een denkbaar einde van een zin, maar met wel veelvuldig kommagebruik; zoals gezegd: ik wilde de waanzin van de vliegen beschrijven, de waanzin van ’t feit dat ze zich in m’n huis bevonden, dat ik de deur op een gegeven moment niet meer open durfde te doen, dat ik me schuldig voelde dat ik ze de weg had willen wijzen, maar dat deze schijnbaar nobele daad uiteindelijk uitliep op een vuige massamoordpartij die z’n weerga niet kende in Zijperspace; toen ik dat verhaal aan ’t vertellen was, keurig, misschien wel schijnheilig, typend in Words, ’t programma dat ik doorgaans gebruik, eigenlijk al 5 jaar lang, alvorens ik een stuk tekst publiceer, toen kwam er plots een waarschuwing, dat ’t programma afgesloten zou

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *