appelbloesem

Appelbloesem

Ze moet niet zo lang voordat ik hier introk overleden zijn.
Misschien dat er 2 maanden tussen gezeten hebben.
Haar kinderen hadden ’t huis leeggehaald. De tuin ook.

Er hadden beelden in de tuin gestaan. Haar man was beeldhouwer.
Zij heeft nog jaren na zijn dood met zijn werk geleefd. Prutsend aan de rozen en deze appel.
Een appel die je niet kunt eten.

Zelf zou ik zo’n appel niet in m’n tuin hebben gezet. Maar ik ben dan ook van een andere generatie. Een heel andere leeftijd.
Ik heb ook geen beelden in m’n tuin. Maar daar wil ik best nog wel over nadenken.

Veel van wat zij achtergelaten heeft, heb ik uit de grond getrokken. Hoewel er best nog wel wat staat.
Een berk. Een jasmijn. Wat rozen. Deze appel. Een lijsterbes. En iets ondefinieerbaars waarvan ik de naam niet kan achterhalen.

Ze moet met haar scharminkelig lijf tussen de planten hebben gesloft. Ze kon niet alles meer. Soms hebben de buren haar geholpen.
Dat hebben die laatsten me nog wel ‘ns verteld. Over een inbreker die vanuit de tuinen kwam aangesneld. Over iets wat in de weg stond. Over boodschappen die ze nog altijd droeg.
Ja, zei ze, ze was dan wel oud, maar ze kon nog alles.
De dingen die je niet meer kan, schrap je op een gegeven moment uit je systeem. Alsof ze nooit bestaan hebben. Dan overleef je ’t vast nog ietsje langer.

Daar liep ze dan, misschien met een snoeimes in haar hand. Om haar rozen bij te houden. Want mensen met beelden hebben rozen die ze zorgvuldig verzorgen, denk ik.
Over haar pad ging ze, ’t pad dat 2 tegels breed was.
Was.
Ik heb ’t pad gehalveerd. Meer tuin voor dezelfde prijs.
Als ik oud ben heb ik achter in de tuin de voorraad tegels nog liggen om ’t aan mijn strompelen aan te passen. Ze zullen tegen die tijd misschien wat groener zien.

Maar wat niet geel is, is groen in Zijperspace.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *