t Galmde door de aula, onder de portalen door, naar de belendende ruimtes, tot achterin, tot daar waar ik stond. Vlak voor t raam. Nog net binnen. Tussen mij & t raam stonden slechts een tafel & een stoel. Schuin achter me had iemand de tafel tot stoel verheven. Verstandig, bedacht ik me veel te laat.
Ik wiebelde. Ik wachtte & wiebelde. Probeerde t wiebelen te verbloemen. Men dient stil te staan op begrafenissen. Men hoort respect te tonen. Mijn voeten hadden minder respect dan ik. Ik probeerde mn voeten te verstoppen. Liet t leer van mn hakken stom & stil schuiven. De muziek mocht niet verstoord worden. Geen echo mocht verloren gaan.
Voor me had een man een pleister om zn duim. Vlak onder zn nagel. De man naast me had puntschoenen. Ik zag dat de bakkebaarden iets verderop vanochtend bijgewerkt hadden kunnen worden. & De man rechts van me had zn gehele baard laten verstoppelen. t Kon. Niets werd door me afgekeurd. Alles was normaal. Ik had te veel aanleidingen om te zien wat zich om me heen afspeelde. Gebeurtenissen in verstilde beweging.
Terwijl de muziek door merg & been ging. Schallend, echoënd, zonder geluid voorbij zoemend langs & in de oren die dicht opeen gepakt stonden. De akoestiek leek geboren voor dit nr.
De jongen links voor me had puntige oren. Trilde licht. Rechts daarvan had iemand een anorak aan; hij keek achterom. Blikken botsten. In de spiegeling van t marmer aan t plafond zag ik de zaal op zn kop zitten. Een enkele aai over de kin, voelen of de baard geschoren was, nog glad, in vertwijfeling. Verderop schuifelde een voet. Op t ritme van die van mij.
Mn voeten deden pijn. Maar elke keer bleef ik zo lang mogelijk in dezelfde houding staan. Ik was niet geschikt voor dit soort bijeenkomsten; toch moest ik mn best doen.
Een toespraak kwam fluisterend zacht tot onze oren. Ik & de mensen die naast me stonden. Muisstil. De muziek klonk nog na. De woorden werden in tzelfde ritme uitgesproken. Niemand sprak. Niemand haalde adem. Niemand applaudisseerde. Stil in gezamenlijke herinnering. In al zn verschillende verschijningen. De violen zongen, achtergrond koorde. Terwijl allang vertrokken. Toespraak spreekt. Arie leeft. Luisterend naar muziek.
Ik waggel achter de stoet aan. De stoet die langzaam uiteengereten wordt door de verschillende tempos. Op de terugweg neemt iedereen plots zn eigen ritme weer aan. De gezamenlijkheid is over. Omstebeurt heeft iedereen daarnet al dan niet een hand zand gegooid. Bloemen gelegd. Blik geworpen: de kist ligt diep. ’t Ligt ver achter me. Achter ons.
Groep voor groep dringt men de volgende ruimte binnen. Na de lange weg over de slingerende paden van de begraafplaats te hebben afgelegd. Een kop thee, een kop koffie.
Ik loop voorbij aan de aula. De stoet gaat rechts, ik links. Mn fiets wacht op mn verjaring & de daarvoor noodzakelijke boodschappen. Mn oren doen hun best, zijn welwillend, terwijl ik langs de Amstel My autumns done come probeer te herinneren. Arie staat achter de toonbank. Ik kijk in de bakken. Ik stel een vraag. Hij steekt zn peuk aan. Hij wijst. & Ik koop. Get Records is nooit meer tzelfde.
Muziek blijft echter in Zijperspace.