beest

‘Wat is dat voor beest?’ vraag ik wijzend op ‘t kleine draagbare kooitje. Een beest van wel 10 cm lang dribbelt erin rond tussen enkele takjes met bladeren. Dat laatste moet blijkbaar dienen als voedsel. & ‘t Dribbelen slaat op de vele pootjes die ‘t dier tot z’n beschikking heeft.
‘Iemand zei al dat ‘t een Duizendpoot was,’ antwoord de moeder met duits accent.
‘Nee, een Duizendpoot heeft veel meer kleinere, ielere pootjes,’ weet ik, ‘dit lijkt eerder op een groot uitgevallen rups.’

Moeder & 2 dochters zien er op z’n minst ongewoon uit. Moeder loopt met krukken & lijkt haar kleren, die in enkele lagen over haar lichaam zijn gedrapeerd, daardoor niet recht te kunnen trekken. Dochters zien er uit als punkers, maar dan van die slonzige zoals je ze tegenwoordig nog zelden ziet. & Alle-3 in een lichaam dat zich lijkt te hebben aangepast aan de slonzige levenstijl. ‘t Hangt allemaal een beetje; ‘t lijkt er niet toe te doen dat ‘t 1 & ander er strak bijstaat. Ook ‘t gezicht & z’n uitdrukking heeft bij de dochters dezelfde hangende stijl overgenomen: ‘t doet er allemaal niet toe wat andere mensen vinden; ‘t doet er niet toe wat er om hen heen gebeurt; zo zijn ze al hun leven lang & ‘t is beter ‘t zo te houden.

‘Maar hoe komen jullie er dan aan?’ Ik begrijp dat ‘t voor hun ook een curiosum is. Niet zomaar een giftig beest dat nou 1maal bij de levensstijl past.
‘We vonden ‘t in ‘t park,’ vertelt de moeder weer. De dochters hebben geen behoefte te communiceren, hooguit via moeder in ‘t duits.
”t Liep opeens voor ons op ‘t pad.’
‘t Is wel groot voor een rups, vind je niet?’
‘We hebben ‘t ook al gevraagd aan de beheerder van ‘t park. Maar die had ‘t beest nog nooit gezien. Hij vond ‘t een vreemde verschijning, maar wellicht dat ‘t door een verzamelaar van exotische soorten was uitgezet.’

Ik bestudeer ‘t beest van wat dichterbij. Ik durf nu wel: ‘t zit toch veilig afgesloten in z’n kooitje.
‘t Is een lange dikke kronkelende rups. Aan de bovenkant is ‘t donkergeel, aan de zijkanten bij de pootjes zwart. Maar vooral is ‘t een viezig beest, besef ik me opeens. Ik krijg de kriebels in m’n nek. Goed dat ‘t in een kooitje zit.
‘Dat kooitje hebben jullie van de beheerder gekregen?’
‘We hadden ‘t bij ons, vanwege de rat van m’n dochter.’
Tuurlijk: ‘t zijn slonzige punkers tenslotte, luidt de bevestiging van m’n vooroordeel.

De dames willen alweer verder, maar ik ben er nog niet over uit: ‘Wie laat zo’n beest nou ontsnappen?’
‘Oh, da’s nog niks hoor. We vinden wel vaker wat. Laatst vonden we kikkers. Volgens een kenner waren dat gifkikkers. In datzelfde park.’
‘In welk park vinden jullie dan dit soort dingen?’
‘In ‘t Oosterpark.’

Een rilling gaat nogmaals over m’n nek. Ik bereken snel de meters die m’n huis van ‘t Oosterpark afligt. Ik stel me voor wat voor weg kikkers moeten afleggen om in m’n tuin terecht te komen. Bekijk nogmaals of ‘t kooitje hermetisch afgesloten is.
De reuzerups wil ik plots niet meer zien. & Voorlopig ‘t Oosterpark ook niet meer.

‘Ah, je boft nog,’ zegt de moeder, ‘in Suriname kan je veel grotere beesten tegenkomen. Bijv kakkerlakken van 5 cm groot.’
‘In Suriname wil ik al helemaal niet wonen,’ beëindig ik bits ‘t gesprek.

In Zijperspace hebben in ieder geval de insekten geen toestemming groter te worden dan een cm².

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *