ehoiai (dl a)een moderne ‘catalogus van vrouwen’ in 26 letters

Of zoals Betsy naar de bovenkant van de lucht gleed van de ½e cirkel die de schommel bereiken kon, achterna gezeten door haar eigen krullen.
’t Zal wel zo zijn dat ze krullen had, maar ’t beeld is vertekend doordat ik haar 30 jaar later weer tegenkwam.
Ik zwabberde met m’n lichaam om de spijlen van de schommelconstructie heen. ’t Vriendinnetje Emma als nog ‘ns een extra blokkade. Zoals te doen gebruikelijk kwebbelde de laatste, terwijl koningin Betsy wijselijk wachtte tot ’t haar beliefde iets te uiten.
Emma hoorde me uit over vanzelfsprekendheden. De hele school moest ’t inmiddels wel weten, wist ik. De hele speeltuin ook, waar we ons op dat moment bevonden.
Waarom of ik daar stond, was de 1e vraag. Waarom er geen andere plekken waren om te staan? Wie ik leuk vond? Waarom ik niet thuis was? Moest ik niet naar huis?
Met als apotheose, dat waar iedereen op had zitten wachten, maar toch liefst zo lang mogelijk uitgesteld had moeten worden, in ons aller belang behalve die van Emma, dat loeder, dat mispuntig akelig schepsel, met haar scheve bakkes & ijl dunne spillepoten: Ben je hier dan misschien alleen maar voor Betsy?

Ik wist al wat rood worden was. Hoewel ik ’t nog nooit bij mezelf had zien gebeuren. Ik had al zo vaak voor de klas moeten staan & daarbij geen antwoord op de vraag van de meester geweten. Ik had al meermaals de lach van de volledige klas over m’n hoofd horen donderen. Ik had wel ‘ns de droogte van m’n mond gevoeld, de tong die wanhopig naar speeksel zocht om toch maar een antwoord te kunnen geven, geheel uit ’t luchtledige waar zich niets & niemendal aan tekst of ook maar enig woord bevond, slechts de imitatie van ’t gupje in de vissenkom van m’n jonger broertje.
’t Was een heet gevoel, alsof er plots ladingen warm water met m’n bloed vermengd raakten & in allerijl naar boven, naar m’n hoofd gepompt werden.

Vertekend dus, zoals Betsy daar door de wolken ging, haar mogelijk slanke kinderlichaam gehuld in de latere vermomming van een vrouw van net niet middelbare leeftijd, maar wel van boven gemiddeld gewicht.
Zoals zij daar nu zat, tegenover haar demente, scheldende moeder, met blozende wangen op haar beurt. ’t Bezoekuurtje van onze beide ouders, die inmiddels wat dichter bij hun kindsheid waren komen te staan.

‘Ik woon in Haarlem.’ ‘& Ik in Amsterdam.’ ‘Dit is mijn man.’ ‘& Ik ben alleen.’ ‘Ik doe aan bellen.’ ‘& Ik schenk bier.’
Zo vatten we in 2 minuten onze levens samen. In andere zinnen, in een ander formaat, maar de inhoud van ons gesprek kwam daar zo’n beetje op neer.

Emma ging weg. Op instigatie van de wenkbrauwen van Betsy.
Ze liet haar schommel los, liet zich vallen op de grond & de lege schommel bleef betekenisloos onordelijk heen & weer zwieberen.
Niet als uitnodiging, dat voelde ik wel aan. Nee, Betsy moest als enige hoog verheven boven de rest, vooral boven mij, blijven hangen. Soms op gelijke hoogte, maar dan al snel weer verder weg.
’t Werd tijd dat zij vragen ging stellen aan haar onderdaan, vanaf haar hoge, veel te hoge troon.

Ik weet nu pas dat haar vragen zacht hebben geklonken. Niet zo bits als op de momenten dat zij zich tegenover stoere jongens moest verdedigen in de klas.
Maar ze ging zo ver de lucht in, ze was zo onbereikbaar, dat kijken ’t hoogst haalbare leek voor mij.
‘Waarom kom je steeds hier bij de schommel staan?’
Ik probeerde te vergeten hoe de lach door de klas van 24 leerlingen kon rollen & hoe een bak heet water van m’n nek tot aan m’n kruin m’n huid verhitten zou.
‘Ik kom voor jou.’
Vervolgens rende ik hard, heel hard, terug naar huis.

& Ik zou Zijperspace nooit meer verlaten, zo was ’t plan.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *