ehoiai (dl b)een moderne ‘catalogus van vrouwen’ in 26 letters

Of zoals Jeannette, die een bril droeg. Een grote bril. Ruime glazen overschaduwden haar ogen.
Een bril die ik midden in die jaren 70 waarschijnlijk ook niet mooi kan hebben gevonden. Hoewel ze duidelijk een product ervan waren.
Maar een mens vergeeft veel. Hij wil wel ‘ns een oogje toeknijpen. & In mijn geval was dat omdat Jeannette een vrouw was. Veel vrouw.
Voor haar leeftijd, gelijk die van mij, héél veel vrouw.

Bij haar heb ik ’t aanraken geleerd.
Zij zat aan mij, dus mocht ik aan haar zitten. Ik maakte m’n 1e wereldreis dankzij haar. Ze kreunde wel op een bepaalde toon, mocht ik de verkeerde weg inslaan.
Kreunen was ook de manier waarop we communiceerden. Kreunen, met smakken van de mond voor bepaalde accenten.
Was ’t lekker, dan hoorde je een kreun. Was er een vreemd geluid, dan klonk er een vragende kreun. Was ’t tijd om naar huis te gaan, volgde er een kordate korte kreun.

Ik probeerde haar semi-professionele communicatievermogen te imiteren. Onder haar begeleiding probeerde ik me ’t jargon eigen te maken.
Uh. Hmm. Mmhmm. Uhhum. Mwwoh. Oh. Mmmm.
Veel variatie was er niet. ’t Ging er slechts om welke intonatie je ’t meegaf. & Waar de handen zich op dat moment bevonden. Of als we lagen: 1 van de 4 benen.
Ik eigende me geleidelijk haar vocabulaire toe. 1 Die me eigenlijk helemaal niet stond.

Jeannette had zoveel lichaam, zoveel vrouwelijk lichaam ook dat dirigeerde, dat ik te veel moest nadenken. Ik was tijdens ’t zoenen constant bezig met te bedenken waar ik m’n handen naartoe moest sturen. Of hoelang ’t op een bepaalde plek moest blijven. ’t Zweet op m’n hand plakte vanwege bewegingloosheid al op haar huid terwijl ik probeerde aan te voelen of ik ‘m al verplaatsen kon. Wachtend op een bevestigende ‘hmm’, of een motiverende ‘uhhum’.
Ik wilde verder. Ik probeerde nog onontgonnen gebieden te bereiken. Maar de in mijn (door onervarenheid nog onwetende) ogen gigantische oppervlakte moest wel duiden waar ’t ontdekt wilde worden.

& Toen ik eindelijk bereikt had waar m’n nieuwsgierigheid me al die tijd naartoe had willen leiden, daar waar alle meisjesgeheimen zich samengebundeld hadden, waar ik geen weet van kon hebben omdat ik in een gezin van mannen, jongens nog, was opgegroeid, toen ik voelde waar ik slechts van had horen praten, met stoere verhalen, met zinnen die gekopieerd leken uit vunzige boekjes die ik in de boekenkast van m’n oudste broer gevonden had, uitgesproken door juist die jongens in de klas waarvan je niet zou verwachten dat die ooit een dergelijke ervaring zouden gaan meemaken, toen ik voelde dat ’t zweet op m’n handen, veroorzaakt door die gespannen bewegingloosheid, door de noeste arbeid ook die in ons beider mond plaatsvond, toen dit vochtige zweet in ’t niet viel bij de letterlijke poel des verderfs waar ’t nu in terecht was gekomen, toen, ja toen!, toen heeft zij ’t de volgende dag uitgemaakt.

Een paar dagen later liep ze met Jan. Rooie Jan.
Ze liepen samen door school. Arm in arm, samengebonden. Zij arm om zijn middel. & Hij heel doelbewust zijn hand op haar gat.

Daar was ik nog niet aangekomen in Zijperspace.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *