ehoiai (dl c)een moderne ‘catalogus van vrouwen’ in 26 letters

Of zoals de hand van Patty in die van mij lag. Onze handen, die getekend waren van ontelbare gepelde bollen, wreven de ongevoelig geworden plekjes een zomerliefde in.
We stonden op, ervan bewust dat dit ’t laatste moment zou zijn, reikten met onze vingers terug naar dat plekje waar ’t warm was, spannend, onbestemd, misschien wel iets voor de toekomst waar we nog geen weet van hadden, hielden nog even vast & gaven elkaar de 1e kus.
Zoetjes op de wang.
Zij lachte de lach die ik de hele zomer zou blijven onthouden. Met glinsterende oogjes, waarvan ik ’t wonder, onderweg naar onze vakantiebestemming, aan m’n ouders uitgelegd probeerde te krijgen.

Ik zat achter m’n vader in de auto. ’t Grootste gedeelte van de reis, die toch zeker 2 dagen duurde, deed ik niets. Ik las hooguit treurige boeken. Speciaal geselecteerd vlak voor vertrek. De stripboeken die m’n broers zoet hielden liet ik voorlopig liggen.
Ik vroeg bij wijze van verklaring, toen mij gevraagd was waarom ik zo stil was: ‘Hebben jullie wel ‘ns iemand met grijsblauwe ogen gezien?’
& Schaamde me de rest van de vakantie voor die vraag. Ik had onmiddellijk de moed opgegeven dat iemand zou kunnen begrijpen dat dergelijke ogen aanbeden konden worden.

3 Weken later keerden we terug in ’t nog immer warme Nederland. Heerlijk weer opnieuw om aan de slootkant te zitten, achter een bollenschuur. Ideale omstandigheden om de radio door een dergelijke schuur te horen schallen, over ’t geluid heen te schreeuwen om te vragen hoeveel kistjes zij had gepeld. Prachtig licht ook bij die spaarzame wolken om te zien of zij door die altijd schijnende zon veranderd was.
Maar er waren geen bollen om te pellen, er was geen reden om in een bollenschuur rond te hangen & de slootkant lag er verlaten bij. Ik kon ‘m zien liggen, vlak buiten Den Helder, als ik er met m’n broer met de trein op uittrok met onze tienertoerkaarten.
De waterstand was onveranderd. ’t Kroos nog even groen. & ’t Water stroomde nog steeds nergens naartoe.

De laatste 2 weken ben ik rond gaan fietsen. Ik kon me niet elke dag van de vakantie op m’n kamer in romans blijven verstoppen. M’n benen wilden leven, m’n ogen wilden licht, m’n hart wilde bonken.
Ik bestudeerde de kaart van Den Helder, zocht ’t adres waar ik een vakantiekaartje naar had gestuurd.
‘Hier schijnt de zon. We hebben ’t hier leuk. Groeten, Ton.’
Meer had ik er niet van durven maken. Wat schrijf je een meisje met een lachlach & glinsteroogjes van grijsblauw?
Ik besloot de zelfde kant op te fietsen als de ansichtkaart, maar niet te stoppen als ik ’t huis gevonden had. Stel dat ze m’n bezetenheid konden zien.
Dat ritueel volgde voortaan elke dag van die 2 weken, een enkele keer zelfs 2 maal daags. Ik had verder toch niets te doen dan verlangen.

De vrijdag voordat de scholen weer zouden beginnen kreeg ik een kaart uit Spanje.
‘’t Is hier heerlijk warm. We doen de hele dag niets. Ik ben al lekker bruin. Van m’n bollenpelgeld heb ik een radio gekocht. Daar luister ik mee naar de wereldomroep, om te horen wat voor weer ’t is in Nederland. We komen de allerlaatste vakantiedag thuis. Meteen de volgende dag naar school. XXX Patty.’
Ik vroeg me af wat die kruisjes betekenden, maar durfde ’t haar niet te vragen toen ik haar een jaar later weer in de bollenschuur tegenkwam.

In Zijperspace speelde men slechts de herhaling van die ene kus een miljoen keer af.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *