Zit ik weer ‘ns midden in een boek van een man die zijn leeftijd mee heeft. De leeftijd dat alle jeugdherinneringen als vanzelf weer op komen borrelen.
Sommige mensen schijnen daar last van te hebben. Ik verlang er al jaren naar.
Ik moet geen Parkinson krijgen, zoals m’n vader. Dat zou funest zijn voor mij. Pa was gefascineerd door de beestjes die hij voorbij zag komen dankzij de medicijnen die de ziekte moesten bestrijden. Af & toe hoorde hij ook stemmen uit de muur komen, maar niets kon ‘m ongerust maken.
Ik zou horendol worden. Dat heb ik me nu alvast voorgenomen.
Kroop er zogenaamd een beestje over z’n magere arm. Zei hij heel aangedaan: ‘Hé, kijk nou.’
& Met z’n ogen volgde hij waar ‘t dier blijkbaar dankzij de verkeerde werking van enkele neuronen in z’n hersenpan naartoe kroop.
Ik zou dat niet-bestaande kreng allang vermorzeld hebben met duim & wijsvinger. & Dan nog even op de vloer met m’n hakken definitief platstampen.
Als ik bij m’n broer langs ben, we drinken een biertje in een café & kijken naar de mensen die buiten voorbij komen, moet m’n broer me altijd melden wie die mensen toch zijn die er inmiddels 20 jaar ouder uitzien.
Jaja, ok, zet ik m’n beste beentje dan voor.
‘Maar waar was die gozer dan van?’ vraag ik toch nog even.
“Nah, weet je dat niet meer? Je speelde altijd met hem.’
Terwijl ik dacht dat ik buiten m’n broers niemand om mee te spelen had.
Ik ben een tijdje gek geweest.
Dat zei ik van de week maar tegen een meisje dat me vroeg of ik uit Den Helder kwam. Ze had me daarna gevraagd of ik al die tijd sinds school al in Amsterdam gewoon had.
Nee dus.
Niet dat zij uit Den Helder kwam. Haar vriend.
Ze wees haar vriend aan. Die ik natuurlijk niet herkende.
Heeft bij je broer in de klas gezeten of zoiets, vertelde ze.
Ik keek nog een keer, maar dat had ik net zo goed kunnen laten.
Was ik even blij dat ik al verteld had dat ik een tijd gek geweest was. ‘t Verklaart nl ontzettend veel. Vind ik zelf dan.
Ik heb ‘t m’n broer proberen uit te leggen.
‘Ik ben gek geweest.’
‘Ja?’
‘Nou, dat kost verschrikkelijk veel energie.’
‘Ja, maar je hebt toch dezelfde dingen evengoed meegemaakt die ik heb meegemaakt?’
‘Hm, ja. Maar onder die stress heb ik gewoon de beschikbare hersencellen niet gebruikt om alles op te slaan.’
‘Ach man, je zoop gewoon te veel.’
‘Ja, maar jij zoop altijd meer.’
‘O ja, da’s waar.’
Voorlopig hebben we ‘t gaatje niet gevonden in de lekke band van Zijperspace.