italiaans

Eens zei een vrouw tegen me dat ik naar vanille rook. Ze had haar neus in m’n oksels gelegd om dat vast te kunnen stellen. Ik weet nog dat ik een beetje huiverig reageerde; je stopt je neus niet zomaar in iemand z’n oksels. Dan moet je redelijk intiem met elkaar zijn. Daarnaast was ik bang dat ik vervolgens moest gaan vaststellen hoe anderen roken. Zelfde methode, zelfde contreien. Ik hou daar niet zo erg van, andermans lichaamsgeuren opsnuiven. Je beste vriend hoort niet te ruiken, je beste vriendin naar perzik. Ik had geen behoefte dat proefondervindelijk vast te stellen.
Ze overviel me er eigenlijk mee. Als ik geweten had dat haar neus plotseling die kant op zou gaan, dan had ik m’n lichaam de andere kant op gekeerd. Een beetje preutsigheid mijnerzijds. Bovendien kan ik er niet zo goed tegen als mensen me aanraken. Nou ja, ik kan er wel tegen, maar ik registreer de aanraking alleen erg heftig. Buiten handelingen waarvoor ’t bed zich uitstekend leent, heb ik daar nogal last van. Een vinger die de huid op m’n onderarm raakt ervaar ik als een zoen midden op m’n mond. Een hand die zich in die van mij steekt, geeft me ’t gevoel dat we voor een week aan elkaar vastgeketend zitten.
Als ik ’t tenminste vergelijk met de manier waarop anderen ’t beleven. Mijn broertje trok nadat ze voor ’t slapen gaan een verhaaltje voorgelezen had onze 1e schoonzus z’n bed in & stoeide een tijdje met haar, terwijl ik haar nogeneens welterusten durfde zoenen. Ik moet me extreem op m’n gemak voelen wil ik een aanraking niet enkele dagen lang met me meedragen.
Een neus in m’n oksel is dus een erg intieme handeling. Zeker als-ie puntig & lang is. & Een onderscheidend vermogen voor vanille blijkt te bezitten.
Dat laatste stelde me echter behoorlijk gerust. Ik had haar hoofd bijna nog een 2e keer dezelfde kant opgeduwd met de woorden: ‘Ruiken, kreng.’ Een mens laat zich wel ‘ns meeslepen door z’n eigen fantasie. & Overmoedigheid. Gelukkig wist ik die te beteugelen.
Vanaf dat moment durfde ik vrouwen ongegeneerd voorbij te lopen, shirtje met korte mouwen, hard gewerkt, zweet druipend over m’n lichaam, waarbij ik zeer bewust inspeelde op m’n vanillegeur. Ik hield er rekening mee. Ik zette m’n sporen uit.
Totdat ik tijdens werk naar een glas probeerde te reiken, daarvoor lichtelijk over de schouders van een dame diende te buigen, gezeten aan een tafel. Zij reageerde onverwachts: ‘Zo, jij werkt hard.’
‘Ach ja, ik zweet nu 1maal snel,’ mezelf ervoor verontschuldigend, zoals ik nou 1maal door ‘t vochtproducerend vermogen van mijn lichaam gewend ben.
‘Ja, ik ruik ‘t.’
Weg vanillegeur. Vrouwen mochten niet meer onverhoeds hun neus ergens in stoppen. Spontaneïteit kon men vanaf toen niet meer van mij verwachten. Zeker niet aangaande ’t onverbloemd tentoonspreiden van mijn lichaamsgeur. Daarvoor had ik nog nooit deodorant gebruikt; ik verafschuwde altijd de zweem van oneerlijkheid in de vorm van een masker van niet lichaamseigen geur. Maar vanaf dat moment werd ik gedwongen, ’t zit tussen je oren, maakten mensen me later weer wijs, bij tijd & wijle, maar vooral na hevige transpiratie, een italiaanse douche te nemen.

Zijperspace werd echter een uitdrukking rijker.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *