’t Is de bedoeling dat ik hier vaker ga komen. Evengoed onwennig de mensen in oranje hesjes (alleen maar vrouwen) naar me om te zien kijken. Ik zeg ze evengoed gedag.
‘Hallo,’ klinkt wederzijds.
Ik vraag me onwillekeurig af of ‘Hallo’ de enige mogelijkheid is in dit soort 1e ontmoetingen, onder deze omstandigheden. ’t Is vreemd om je plots te beseffen dat de begroeting in al die levensjaren dermate gefinetuned is dat ’t in een dergelijke situatie niet tot ongemakkelijkheid leidt. Niet éxtra ongemakkelijkheid.
Ik zie Janneke in de verte. Zij heeft me uitgenodigd & haar ken ik.
’t Duurt even voor ze me ziet. Ze staat ’t verst weg & is ’t diepst in ’t werk verzonken. Maar als ze me ziet kan ik de observerende ogen van de anderen loslaten. ’t Slot van onbekend zijn is gebroken.
‘Hansje al gezien?’ vraagt ze.
Die ken ik net een week. Daarom was ’t grappig haar te kunnen melden dat ik al bekend met haar was. In korte tijd op 2 verschillende plekken geïntroduceerd worden bij dezelfde persoon. ’t Geeft ongemerkt ’t gevoel dat ’t geen toeval kan zijn, maar wordt geleidelijk verdrongen door dat van voorbestemdheid.
Wat weer te eng is. Maar ach, wat doe je aan ploppende gedachten als toevalligheden zich snel achter elkaar opdringen…
’t Gesprek als Hansje tevoorschijn komt volgt dat patroon. Van toevalligheid, die-ken-ik-al, & hoe-kan-dat-nou.
Maar al snel word ik losgelaten. Janneke neemt me daarvoor bij de arm. In figuurlijke zin: een korte rondleiding tussen gras & graven. Waar we al snel merken dat brandnetel de macht overneemt.
‘Nu al,’ zegt Janneke. ‘De gemeente heeft de paden gemaaid. Met grote machines.’
Grof geweld begrijp ik.
‘Snel & goedkoop,’ vertelt Janneke. ‘Kunnen wij niet. De cursus Zeis ging niet door vanwege Corona.’
Waar ze over de graven & de joden begint, val ik bij. ’t Flevopark, waar dit een deel van is, was 5 jaar geleden voor Tineke & mij onze eindopdracht. Alle info die we andere natuurgidsen mogelijk zouden kunnen vertellen hadden we opgezogen. Die over de dode joden waren anekdotisch genoeg om historie in ons verhaal te brengen.
Ook Janneke laat me alleen. Tijdens ’t krappe uur dat ik nog heb mag ik mezelf aan de insecten & hun terrein introduceren.
Er is echter niet veel exceptioneels dat zich aan een nieuwkomer openbaart. 2 Zevenstippeligen. 101 (zo’n getal betekent dat ’t een schatting is) Rupsen van de dagpauwoog. 2 Gewone snipvliegen & steekmier plus pendelvlieg met dezelfde kwalificatie.
’t Meest bijzondere is dat ik in tegenstelling tot waar ik Hansje voor had gewaarschuwd (dat ’t lastig is libellen te fotograferen voor identificatie), de gewone oeverlibel zuiver op beeld weet te zetten. Mannetje.
Nee, niets buitengewoons.
Tijdens ons mailverkeer de volgende dag meldt Hansje dat ze aan ’t eind van de middag iets bijzonders hadden gezien: de hoornaarvlinder. Ik kan ’t niet ontkennen als ik ’t plaatje zie.
Die hoort bij de wespvlinders. Daar had ik, wellicht tegelijkertijd, tijdens de insectenwerkgroep-excursie op ’t Vogeleiland, ook een telg van aangetroffen. Die werd door onstuimigheid van 4 man sterke verwondering voor een kiekje behoed.
’t Zal wel weer de gewone zijn geweest. Dat heb je op dagen dat je jezelf wil bewijzen.
Maar zelfs die blijkt niet te bestaan in Zijperspace.
Begrijp ik het goed dat de Begraafplaats opgeknapt wordt of is..? ik heb er jarenlang vlakbij gewoond, aan het einde van de Sumatrastraat (en daarvoor op de Insulindeweg.) Eén keer (jaren 80) heb ik m’n malle vriendenkring weten weerhouden om er ’s nachts een feestje te gaan vieren (vond ik ongepast, en bij hoge uitzondering, werd er naar m’n argumenten geluisterd ;)) FIJN dat er weer mensen komen die naar de omgeving kijken, dat zeker!
Ja, ’t wordt door een vrijwilligersgroep zeg maar bijgehouden. Er zin paden gemaakt tussendoor de wild groeiende kruidenlaag (waarbij veel brandnetel & braam). Grafstenen worden weer tevoorschijn gehaald door daar ook wat ruigte te verwijderen. Waarschijnlijk nog meer dingen, maar ik loop er nog geen week rond.
Ik ben blij dat te horen! Er is zo weinig over dat herinnert aan deze Amsterdammers, de plek verdient die aandacht.