losgeslagen

Er zit een man in de voorkamer. Achter de gordijnen die die kamer afsluiten van m’n woonkamer, de achterkamer. Er zit daar een man. Terwijl ik helemaal alleen in huis hoor te zijn. Ik weet niet hoe hij binnengekomen is, maar hij is er. Misschien via de achterdeur, ben ik vergeten de achterdeur weer achter me te sluiten nadat ik de vuilnis buiten heb gebracht. Je weet hoe dieven & inbrekers zijn: ze zijn in paniek, moeten geld hebben, riskeren alles, schijten onderwijl in hun broek (ik heb gehoord, van horen zeggen, van mensen die er zelf ervaring mee hebben, ze hebben ‘t zelf gezien, geroken, op moeten ruimen, ik heb gehoord dat veel inbrekers op de plek waar ze inbreken wel ‘ns zo nodig moeten, dat ze in paniek niet weten waar de wc is, dus doen ze ‘t maar in een hoekje van de woning, of misschien durven ze niet naar de wc, uit angst dat ze dan ook door zullen trekken, uit gewoonte, & zodoende zichzelf verraden), zolang ze maar aan buit kunnen komen, zodat ze weer in hun behoefte kunnen voorzien.

Er zit dus een inbreker in de voorkamer. Ik weet ‘t zeker. Waarschijnlijk onder m’n hoogslaper. Ik kan de gordijnen tussen beide kamers wel open gaan doen, of via een slinkse wijze via de gang verrassend de slaapkamer betreden, maar daar raakt-ie alleen maar nog meer van in paniek. Ik doe ‘t in m’n broek, maar hij nog meer. Hij weet dat hij hier niet mag zijn, ik ben thuis. Hij weet nog minder wat ‘m te wachten staat dan ik.

Hij beweegt zich langzaam. Zodat ik ‘m niet hoor. & Toch heb ik ‘m door. Hij moet dat zelf ook wel begrijpen inmiddels. Moest-ie maar niet tegen m’n uitklapbaar wasrek lopen & daarbij een knijper aanraken, zodat deze losschoot. Ik hoorde ‘m vallen. Ik hoorde ‘m zelfs losraken. Dat kon geen ander geluid zijn dan een knijper die losraakt van de lijn waaraan-ie vastzit, dacht ik terwijl ‘t bezig was te vallen. Toen moest ik alleen nog een verklaring zien te vinden voor ‘t losraken. Een knijper ontdoet zich niet vanzelf van een lijn. Daar is een knijper te dom voor, te weinig elastisch, te weinig zich voegend naar de omstandigheden, een knijper is koppig, wil blijven hangen waar-ie hangt, knijpt zichzelf vast. Was tot nu toe m’n uitgangspunt. Mocht ik die man zodirekt niet ontmoeten, dan waag ik mezelf een andere mening toe te eigenen.

Waarom zit die man daar? Vroeg ik me af. Wat heeft-ie te winnen bij ‘t bezoek aan mijn huis? Zo interessant ziet mijn huis er toch niet uit? Alles hier in mijn huis: ik, mezelf, m’n spullen, de rest; alles is afgesloten van de rest van de wereld. Dmv gordijnen, deuren, ramen & muren. Daar ben ik zeer zorgvuldig in. & Anders de woningbouwvereniging wel. Die hebben daar een voorzet aan gegeven. De spaarzame buren die mogelijk m’n huis in kunnen spieden, worden die blik misgund door hermetisch gesloten gordijnen. & De rest. Hij kon niet zien dat zich iets van waarde hier zou kunnen bevinden. Hij heeft zich vergist: iets wat afgesloten is hoeft niet per definitie kostbaar te zijn. Zijn paniek heeft ‘m gedreven, z’n verlangen te kunnen scoren, & nog iets langer voort te leven. Dit huis kan z’n leven echter niet verlengen. Hij heeft zich vergist. ‘t Is echter te laat om ‘m dat uit te leggen.

Ik ga die gordijnen niet openen. Ik wil de ademhaling van de man niet horen. De ademhaling van iemand die op zoek is naar de uitgang. In alle paniek weet de ademhaling niet meer dat er een lichaam aan vast zit. In alle paniek weet ‘t lichaam z’n eerder afgelegde weg te hervinden. In paniek weet de weg niet meer welke sporen ‘t wederom moet tonen. & Anders weet de man de sporen zelf niet te vinden. Eenvoudigweg omdat-ie niet meer kan denken.
Ik ga straks stiekum naar de keuken. Ik neem stiekum, zachtjes, o zo zachtjes, iets uit de koelkast. Moet nog verzinnen wat. ‘t Moet wel zin hebben. Vervolgens ga ik via de gang naar voren. Ga luisteren aan de deur. De deur richting slaapkamer. Ik ga niet naar z’n ademhaling luisteren. Ik ga luisteren of de straatlantaarns nog schijnen door de gordijnen. Dan kruip ik onder de deur door. Ik waag mezelf de trap richting bed op. Maar maak daarbij geen geluid. Ik schuif mezelf onder ‘t dekbed. Geluidloos ontdoe ik me van m’n kleren. Geritsel van ‘t dekbed is daarbij niet toegestaan. Haal tevoorschijn wat ik uit de koelkast heb gehaald. & Val in slaap. Ga slapend denken over wat ik nou moet doen met dat ding uit de koelkast.

Bij ‘t ochtendgloren doe ik alle lichten aan. Om te constateren dat alles weg is. De man. Z’n sporen. Hij heeft zelfs de achterdeur weer op slot gedaan.
Ik kan me aankleden. Gordijnen open. De buren mogen weer zien dat ik wakker ben. Ik vraag me luchtig af wat de afgekloven saté-stokjes naast me te betekenen hebben.

Vervolgens ruimen we de knijpers op in Zijperspace.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *