luisteren

Ik kan ook in de tuin m’n boek uitlezen, maar daar heb ik de rust niet meer voor. Wetende dat de gehele bevolking van Amsterdam op pad is. De onrust, die ik voorheen ook altijd in de avond had, bekruipt me; de reden waarom ik geen avond thuis kon blijven. & Nu nog steeds niet overdag.

‘t Is lang geleden dat ik in ‘t Vondelpark op een bankje in de zon heb gezeten; ‘t moet minstens een jaar zijn. Maar ik weet nog altijd dat ‘t rond dit tijdstip moeilijk moet zijn een plekje op een bank te vinden. Hoe tegengesteld gemakkelijk blijkt ‘t juist als ik vrije ruimte vindt bij een dame die druk in gesprek is met haar mobiel op een bank vlak naast de vijver.

Haar telefoongesprek is in ‘t zweeds. Ik zal maar net doen alsof ik niks van haar conversatie versta. Misschien als ze per ongeluk iets tegen me zegt. Aan de andere kant: ik versta er toch inderdaad niks van. Ik kan niet luisteren, daar kan ik de concentratie niet voor opbrengen.

Ik lees m’n boek. & Word afgeleid door alles wat voorbij loopt.
De kinderen die uitgelaten moeten worden.
De 1 voor een skater uit rennend; als een hond die de slee trekt. Uiteindelijk komen beiden ten val & moet gewacht worden op Pa. De ander nog maar net geboren, voor ‘t 1st gedragen door de vader; voor ‘t 1st neergestreken op een doek in ‘t gras van ‘t Vondelpark. De 3e, al wat ouder, mag met de bal spelen, terwijl z’n ouders voorbereidingen treffen op ‘t bezoek, blijkbaar veel bezoek, dat komen gaat & ook doeken spreiden.

Ik lees m’n boek. & Vorder moeizaam. Vlagen van ‘t zweedse gesprek dringen tot me door. & Na ‘t gesprek van m’n buurvrouw word ik afgeleid door haar verdere fascinatie van haar mobiel. Blijkbaar aan ‘t sms-en.
& Vrouwen lopen voorbij. Alsof zij zichzelf uitlaten. Ik dwing mezelf enkele keren niet te kijken, ‘t vermijden van de starende blik, om juist op ‘t moment suprême oog in ogen te staan. Niet staren, niet staren, denk ik, lezen. Zo verraderlijk mooi, dat mooie weer.

Ik lees m’n boek. & Ga zo af & toe in een andere houding in de bank zitten. Want m’n billen doen pijn, of m’n benen, of m’n rug.
Ik hoor ‘t volgende gesprek van m’n buurvrouw, nu in ‘t nederlands. & Wil straks aan haar vragen waar ze zweeds heeft geleerd. & M’n eigen kunsten ten toon spreiden.
Ach nee, ze zal wel zweeds zijn & goed nederlands spreken.
& Bovendien: wat heeft ze aan een vreemde die naast haar op de bank zit & toevallig ook zweeds spreekt.
Nee, ik houd m’n mond. & Lees verder.

Ik lees niet aldoor verder. Want ik word nog steeds afgeleid door alles om me heen. Hoeveel bladzijden? Slechts 5, geloof ik.
Eigenlijk is ‘t achter m’n rug ook veel interessanter dan richting vijver. Alles beweegt daar.
Daar gaat de volgende groep skaters geketend aan elkaar, zoevend tussen fietsen & voeten.
& De groepen drentelende wandelaars (hoe krijgen ze ‘t voor elkaar dat drentelen? wat maakt wandelen tot drentelen?) die onafgebroken blijven passeren. Zoals bijv Dan.
Hé! Dan! & Tove!
FF gedag zeggen.
‘Hi Dan. Hi Tove,’ roep ik.
‘How you’re doing, Ton?’ zegt Dan op z’n zuiver engels, immer polite.
Tove komt aan de andere kant van de bank staan, toch ff een praatje met me maken.
& Opeens schiet de blik van m’n buurvrouw in herkenning.
‘Nah, det är konstigt,’ zegt Tove, maar ze gaat door in ‘t engels, want dan kan Dan ‘t tenminste verstaan. ‘2 People I know in the Vondelpark, both speaking swedish, sitting next to eachother.’
‘Hmm,’ verontschuldig ik me tegenover m’n buurvrouw, ‘I didn’t want to show that I could speak swedish.’
M’n buurvrouw vertelt Tove dat ze net daarvoor een heel telefoongesprek heeft gevoerd in ‘t zweeds.
‘Jag har inte lyssnat,’ voeg ik er maar aan toe.

We proberen zo lang mogelijk de schijn van beperktheid op te houden in Zijperspace.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *