Ogentoe

Op ‘t gevaar af dat ik mezelf herhaal. Ik kan dit al eerder verteld hebben. Anderen zijn hier al geweest. Men was al op de hoogte…
Maar wie zal zoiets nu nog weten? ‘t Kost mij al moeite te weten te komen of deze woorden mij al eens verlaten hebben.

Ze vroegen me aan een mooie herinnering te denken.
Paniekerig probeerde ik daar rust in te vinden.
Mooi moment? Herinnering? Kan ik dan nog terug als ‘t een foute associatie bleek te zijn? Was ‘t weer toen wel ok genoeg om tijdens de gang van ‘t graven van dit stukje verleden daar geen spijt van te krijgen? Sta ik straks boven op een berg & brak ‘t onweer los? Of bedrijf ik zo dadelijk de liefde & heb ik haar nooit meer gezien daarna?

Bij die laatste vraag besloot ik mezelf maar over te geven.
M’n ogen dicht. Een stem uit m’n laptop die me opdroeg verder los liet gaan.
(…)

(…)
De neuzen stootten. Niet zo moeilijk. & ‘t Was niet mijn neus die schuldig was. Die had altijd een ingetogen leven geleid. Die van haar was prominent. Waardoor je nog dieper in haar ogen zonk.
De vloer van ‘t filmhuis hoefden ze de volgende ochtend niet te vegen. Wij hadden ons laten vallen tussen de krukken, na ‘t werk, na wat drank, & met onze kleren dat wat onder ons lag geschoond met wat daarvan nog aan ons lichaam hing. Een uur lang, daarna besloten wij te kiezen voor haar huis.
Sporen gewist, afgesloten, naar haar getogen.

Bij haar binnen gingen al snel de lampen uit. Maar ik hoefde haar neus niet te missen. Makkelijk te vinden, ook in dit nog niet eerder bezochte donker. Daardoor haar ogen evenmin. Noch de grote wimpers waar ze af & toe in wreef. Dan boog ze haar hoofd voorover & haar rechterhand ging naar de binnenkant van haar ogen, waar de lijntjes waren gebleven. Tanden poetsen vonden we ook niet nodig.
Een kleine aai, een korte pink. & De lucht om haar ooghoek schoot als vleug mijn kant op.
We hebben de liefde bedreven waarbij tast ‘t visuele vulde & geur de sfeer.

‘Probeer te zien wat je toen zag!’ klonk de volgende opdracht vanuit de laptop. Dus probeerde ik m’n ogen er weer bij te halen. ‘t Was vast niet de bedoeling dat ik in vergane erotiek verzandde, ook al zat ik thuis achter m’n laptop.

Ze bracht me naar de deur. Een broek van haar geleend, want de viezigheid van de filmhuisvloer zat aan die van mij geplakt. Met sporen van gemorst bier.
‘Werk ze!’ zei ze (aai op wang) in de zaterdagse morgen van ½ 11, waar helderse mensen zich gereed maakten om hun geleende boeken te verzamelen om straks in de bieb aan mij te overhandigen, met af & toe boetedoening.
Een kruimel kaas kuste ik van haar naar mijn lip. Een zacht strelen van de huid terwijl de neuzen hun wederzijdse groet wreven. Een hand die zich los laat vallen uit de laatste zachte vingers & vlak voor aankomst bij de eigenaar haar heup nog even schampen.

‘Kijk om je heen wat er te zien is!’

Aan de overkant waar Oma toen al niet meer woonde. Maar ik stelde haar toch aan als getuige. Dat ik in zicht van die van haar een huis verliet. Een vrouw die terug naar binnen keerde. Een zacht zuchtend briesje dat lente rook de Middenweg vluchtig vulde.
De lantaarnpalen richting bieb telde ik door ze om beurten een hand te geven. ‘t Regende weliswaar niet, er werd niet gezongen, maar ik wist hoe ik om ze heen moest slingeren door een film waar dit wel ‘t geval in was.

‘Je kan ‘t nu weer loslaten. Probeer rustig aan weer tot hier & nu te komen. & Open je ogen als je er klaar voor bent.’

Morgen fiets ik door Den Helder. Door de straat van m’n oma kom ik dan ‘t centrum in. Wanneer ik andere herinneringen al ben gepasseerd.

Ik zal pas opletten als ik lantaarnpalen aan de overkant zie van Zijperspace.

2 Antwoorden op “Ogentoe”

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *