Archivaris

Ik leg een archief aan. Een database. ‘t Gaat over bomen & ‘t gaat over beesten. Nee, organismen moet ik schrijven. Want ik stop niet bij insecten. Ook niet bij hersendragenden, of hoe je ze ook wil noemen.

Als ze me tegenwoordig vragen welke insecten ik ‘doe’, weet ik een antwoord. Een paar jaar heeft dat geduurd. Dat werd veroorzaakt doordat ik ‘t uit wilde leggen. Lange zinnen kwamen daarvan.
Ik hoefde ‘t slechts te comprimeren tot een beeld. Taal gebruiken om dat beeld te creëren.

‘Ik ben geïnteresseerd in insecten waar ze bomen ontmoeten,’ is nu mijn antwoord.
Dan heeft de andere entomoloog meteen een aanleiding om te zeggen: ‘O, dan ben je bij onze club aan ‘t juiste adres.’
Daar weten zij dan weer variaties op, maar ‘t is uiteindelijk die strekking.
Dan is ‘t iemand die in de micro-vlindergroep zit. Of aan wantsen doet. De mensen van de zweefvliegen zijn ook altijd tevreden mijn antwoord te horen. & Ik ben blij als ze me wat extra info kunnen leveren. Over een stofje van de eikenprocessierups waar niet iedereen tegen kan. Of larven van zweefvliegen die luizen goeddeels opruimen.

Thuis zoek ik dat na. Ik bijt me een middagje vast in wat ik gekregen heb. Ik moet artikelen hebben om de details te kunnen staven & vervolgens te verwerken (in m’n hoofd) & op te slaan (in m’n archief).

Dat laatste, dat vertel ik nooit. Tot ik ook daar de juiste woorden voor vond.
Ik moest mezelf weer eens verexcuseren dat ik altijd zo fanatiek ben. Er zit geen rem op. Ja, de verveling uiteindelijk, maar dat duurt meestal een paar jaar. Korter als geldgebrek ontstaat.
De juiste woorden dus. Mensen denken dan niet meteen dat er iets loos is.

Ik zei: ‘Ik hou ervan om stompzinnig artikelen over te typen, want dan krijg ik de materie tenminste in m’n hoofd.’
Dat was een gouden greep. Werd gelijk gebruikt tegenover anderen om duidelijk te maken dat je daar je rust in kon vinden, jezelf mee op weg hielp, iets incorporeerde.

Ik heb toen niet verteld dat ik ze ook nog op zo’n manier opsloeg dat er sprake zou kunnen zijn van een gedurende jaren ontwikkeld & nu zichzelf bouwend systeem. ‘t Heeft minstens 2 jaar geduurd voordat ‘t wat mij betreft voldeed. ‘t Kost zelfs geen moeite om onverwachte uitzonderingen op mijn systeem zo te behandelen dat ‘t toch op een juiste plek terecht komt.

Laatst heb ik de inhoudsopgave opnieuw uitgevonden. Eerder al gebruikt, maar nu volledig, vloeiend zou ik bijna zeggen, in ‘t systeem geïntegreerd.
Elke soort organisme had al z’n ingang, onderverdeeld naar families.
Nu dus die inhoudsopgave die de delen van de families keurig presenteert, op volgorde.
Hapbaar, uitklapbaar, inzetbaar.

Ik vind ‘t ‘t lekkerst als een inhoudsopgave uit minstens 10 of 12 elementen bestaat. Dan mag ‘t in rood neergezet, in grootte 8, ipv 12 voor titel & 10 voor tekst. Dan kan ik los. Blijf ik zitten tot ik ‘t passend heb. Passend met de inhoud, gewoon correct. Maar bovenal kloppend.
Dan blijf ik 10 min zitten. Uitzicht op ‘t resultaat. & Ga dan pas nadenken of ik nog moet eten.

Er is tenslotte niemand die me wakker roept in Zijperspace.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *