Overkomsel

Ik begin mezelf wel een beetje te leren kennen.
Waarom ik van die pietluttige dingen doe & denk, bijv. ’t Zou best kunnen dat andere mensen dat ook hebben, maar aan hun merk ik ’t nooit zo. Of ze gaan er gewoon niet in op.
’t Is ook niet perse dat ik de hele tijd vraagtekens zet bij elk ding dat me ‘overkomt’ (ik zet dat tussen aanhalingstekens omdat ik ’t vermoeden heb dat anderen bij zoiets niet aan overkomen denken als ze zouden hebben meegemaakt wat ik had meegemaakt; ze zouden ’t ook niet als ‘meemaken’ omschrijven, dus zouden ze er ook al niet over beginnen, want ze wisten niet dat er iets gebeurde, omdat er gewoon niets was dat aan ’t gebeuren was)(maar voor mij dus wel).
Er is natuurlijk nog wat meer aan de hand naast ’t feit dat  ik ’t kleinste uitvergroot. Enige toelichting is wellicht noodzakelijk.

Neem de boterhammen van vanochtend; ik zal daarbij proberen ’t simpel te houden, zodat ik bijv niet hoef uit te wijden over ’t moment dat ik van de 2 boterhammen ong gelijke stukken afsnijd om daar een gedeeltelijk andere boterham van te maken. Een mens mag wel eerlijk willen zijn, maar moet ook af & toe z’n mond kunnen houden, tenslotte.

Er overkomt me dus een boterham, of eigenlijk wel twee…

Die boterhammen krijgen nadat de humus, de chilli pickles & plakjes vlees er op zijn gelegd, de plakjes kaas vervolgens toebedeeld.
Daarbij moet ik niet vergeten te vermelden dat de plakjes vlees me al een beetje moeite oplevert, omdat ik eigenlijk ze volledig binnen de randen van ’t brood wil laten liggen & liefst zó dat de hele boterham erdoor wordt bedekt (die andere boterham komt aan ’t eind erbovenop te liggen: een doorgaans normaal verschijnsel bij ’t beleggen van ’t brood door een doorsnee NL-persoon; ik kan mij dus met hen meten in deze).

Soms denk ik: hé, ik kan die plak ook laten liggen zoals-ie er op terecht is gekomen., maar dat soort spannende gedachten worden geloochenstraft door een soortement wandelende schaduw die de rest van de dag met mij oploopt & niet veroorzaakt wordt doordat míjn silhouet de lichtval tegenhoudt.

Maar dan komt de kaasschaaf er aan te pas. ’t Ligt niet aan dit instrument dat hier regelmatig een kink in de kabel komt: ’t is de kaas die aan de zijkanten af wil brokkelen (de goedkoopste Extra Belegen ligt bij Appie altijd op de onderste plank van de zuivelkoeling; een aan mij geleerde les die me al enkele jaren begeleid).
Goed, om ’t toch weer niet te laten verzanden in ellenlang: 1 van de 3 stukken verkreeg door dat afbrokkelen hedenmorgen een schuin randje. Die bleek miraculeus precies te passen aan de zijkant van de snee, waar ’t brood bij mij altijd een uitstekend randje heeft (als in: ’t steekt uit, dat randje, om precies te zijn: richting bovenkant van de liggende snee).
Mooi hoor, nu hoefde ik me niet meer te bekommeren over de uiteindelijke totale bedekking van de kaas op ’t brood. Wat ik over zou houden stopte ik gewoon in m’n mond.

Zie daar! Dat is dus wat ’t is: ’t geheel moet kloppen, er mogen zich geen onevenwichtigheden in bevinden, er moet een bepaalde perfectie nagestreefd worden, want anders ontstaat er alleen maar onnodige onrust.

Vraag ik me echter wel af wat me ertoe gedreven heeft om te gaan schrijven, want eigenlijk is dat bij vlagen ’t toelaten van een totale chaos, want veel regels ben ik daarin nog niet tegengekomen naast die zijn opgelegd door de taal die men spreekt.

Verder mogen sambal-olijven niet ontbreken op de Zijperspace-boterham, komkommerplakjes zijn facultatief.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *