Routinematig

‘Ik kan weer lezen,’ zeg ik.
Vertel vervolgens trots dat ik 1 boek per week weer haal.
Moet ik er nog wel even bij uitleggen dat ik daarvoor evengoed wel kon lezen, maar een maand voor een boek moeilijk haalbaar was.
Poeh, de barman op de plek waar ik vroeger stond is net zo goed onder de indruk. Boeken vervagen, verliezen hun noodzaak, bedenk ik me. Maar hier weet men wie ik ben, mijn naam & mijn jaren worden telkens doorgegeven aan de volgende lichting opvolgers. Een verhaal van mij, daar wordt doorgaans wel naar geluisterd, merkt m’n ijdelheid.
19 Jaar, wordt er tijdens m’n verblijf aan de bar een enkele keer verzucht. Ik doe m’n best ‘t te doen of ‘t niet gehoord is. Anders een perongelukse glimlach die alles zou kunnen rechtvaardigen.

‘Nee, een tijd lang lukte ‘t me niet meer. Terwijl ik 1 of 2 boeken in de week las.’
Dat is m’n vervolg. Om de oude situatie te beschrijven. Ik zit met 2 boeken aan de bovenkant, 1 komt beter in de buurt, maar dan wordt de essentie niet bereikt.
‘t Gaat ongemerkt, die lichte overdrijving, maar maak je verhaal maar eens illustratief genoeg voor andermans verbeelding.
Ik had ‘t net zo goed bij 1 boek kunnen houden, merk ik na uitspraak van de laatste zin. ‘t Is echter beter om de lat voor de niet lezende spijtoptant hoger te leggen. Heeft-ie wat in te halen, kan-ie verder reiken in een mogelijk doel.
Ik praat mezelf veel van m’n gedragingen goed zolang ze niemand pijn doen.

Dus moet ik van mezelf uitleggen hoe ik lees. Dat m’n dag in partjes is ingedeeld & dat er een voornaam deel daarvan gevuld wordt met ‘t verorberen van boeken.
Niet te gedetailleerd; dat van kindsbeen, ‘t lezen van de Kinderbijbel etc, sla ik over. Maar de bank is essentieel. Wel daarbij weglatend hoe ik uiteindelijk daar terecht ben gekomen.
Een verhaal wordt al snel een lange vertelling bij mij. Onvermijdelijke details voor mezelf, groeiende saaiheid denk ik somtijds te kunnen lezen in de ogen van anderen. Als een glazen bol van de waarzegster op de kermis van weleer.

Ik hang mijn hand slap. ‘t Gaat als vanzelf. Een aankondiging waar meteen naar gekeken wordt.
‘Maar laatst had ik dat m’n hand niets meer deed.’
Ik volg de blik om te zien of die wel de goede kant op gaat. Klein hoekje om, langs de bar die de klant scheidt van ‘t tappend personeel. Ik heb daar gewerkt, dus weet hoe de blik zich kan laten leiden.
Denk ik.
Tussen 2 bier die getapt moeten worden vertel ik ‘t relaas. Geen drama, eerder lach om mezelf, hoe ik ‘t voor elkaar had gekregen, dat slappe handje dat ‘t niet meer deed.
‘Gevaarlijke hobby, lezen,’ voeg ik net niet aan ‘t verhaal toe. Dat mogen ze zelf verzinnen.

Voormalige vaste klanten, míjn voormalige vaste klanten, komen even bij me langs. Hoe of ‘t met me gaat. & Die verraderlijke tong vertelt elke keer weer net te veel.
‘Details,’ denk ik opnieuw, ‘zijn voor hen niet interessant als je er te diep in verzandt,’ swingend slingerend tussendoor m’n eigen geratel.
Voor de rest zit ik voornamelijk zwijgend naar alles wat ooit mij tot routineus voor & achteruit denken aanzette. Wanneer iets inschatten, wanneer iets zeggen, corrigeren, uitleggen, glazen halen, spoelen. Ik vermoed een israëliër op z’n 1e bezoek als ik hem zie bestellen, hoor een duitser mompelen zonder z’n taal te verstaan, zie een amerikaan zogenaamd zelfverzekerd schouders recht op de bar afkomen, weet bij terugkomst dat de israëliër opnieuw een Columbus wil.
Routine. Ik ben ‘t mezelf weer kort aan ‘t aanleren.
Verder geen heimwee naar een plek die al te veel veranderd is, alleen maar dorst.

Na 7 bier roep ik mezelf een halt toe & zeg m’n collega’s waar ik nooit mee gewerkt heb gedag, vertrek & maak daar via ‘t terras een rondtour van 20 minuten van. De noodzaak van wc doet me uiteindelijk daadwerkelijk gaan.

De Zijperspace-mode dient weer aangezet.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *