Langzamerhand begin ik te snappen waarom ik altijd overal op tijd kom. Ruim op tijd. Zonder zeer bewust om te gaan met die tijd. Tenminste: dat is wat ik nu denk te begrijpen van mezelf.
Ik schat alle af te leggen afstanden (dan heb ik ’t over afstanden binnen de stad) in als een kwartier reistijd. Soms met een kleine marge naar boven, soms met een kleine marge naar beneden, maar die marges zie ik niet als tijd; die vallen binnen m’n inschatting van ’t kwartier.
Tenzij de bestemming aan de andere kant van de stad ligt; dan gaat ’t een ½ uur duren. 2 Keer een kwartier.
& ’t Werkt. Gelukkig maar.
Te laat komen bestaat nl niet in Zijperspace.