vecht

‘Je moet bij honden altijd maar denken, van die honden, bedoel ik dan, die van ’t erf wild blaffend op je af komen rennen; je moet bij dat soort honden altijd maar denken: ze gaan niet verder dan hun eigen territorium. & Hun territorium gaat meestal niet verder dan ’t hek. Waar de oprit ophoudt, zeg maar. Da’s wel belangrijk als je aan ’t wandelen bent in een gebied waar je veel boerderijen passeert.’
‘Oh, wat schattig,’ zegt Rachel iets later.
‘Wat?’ vraag ik.
‘Dat hondje.’
Ik kijk even wat beter de woonboot in.
‘Vind je ’t niet schattig?’ vraagt Rachel.
Inderdaad ligt ’t kleine witte hondje er heel mooi voor pampus bij, midden op de fauteuil van de grote baas.
We zijn nog niet uitgekeken op ’t snoezige hondje of er weerklinkt woest geblaf voor ons. Op ’t erf van een boerderij tegenover de Vecht staat een hond ons wild toe te blaffen. Als we ondanks ‘t afschrikwekkende effect ervan toch door blijven lopen, besluit-ie op ons af te stormen.
‘Dit is een hond die niet echt een territorium heeft,’ leg ik uit. Opofferend steek ik m’n hand uit, zodat de hond verkennend m’n hand kan betasten met z’n neus. ‘Waarschijnlijk zwerft deze hond veel meer over ’t terrein rond de boerderij.’
Tot m’n grote opluchting steekt de hond z’n neus in m’n handpalm & loopt-ie vervolgens voor ons uit. Alsof-ie ons de kortste weg van zijn terrein af wil wijzen. Bij de brievenbus van de volgende woonboot aan de Vecht ruikt-ie hoe ’t met de buren gaat & laat-ie ons in de steek.

‘Kijk, als je dit soort wandelingen maakt, moet je heel vaak over stukken weiland waar koeien in staan. Ik heb ‘ns een wandeling om ‘t Naardermeer gemaakt, tenminste, dat was de bedoeling, toen moest ik ½erwege plots door een stuk land waar een 10-tal koeien stonden te grazen. Ik ben teruggekeerd & heb dáár,’ ik wijs naar de andere kant van ’t water, ‘aan de overkant van de Vecht, de tocht naar Weesp gemaakt. Ik had geen zin om via die koeien nog in Bussum terecht te komen.’
‘Ik denk dat ik ook niet langs koeien zou durven lopen,’ zegt Rachel.
‘Ik ben er zelf ondertussen geloof ik wel overheen. Afgelopen zomer in Engeland moest ik een paar maal langs koeien & met een stok in m’n hand durfde ik ’t wel aan. Koeien zijn banger dan de mens, dacht ik de hele tijd maar. & Ondertussen scheet ik in m’n broek.’

‘Maar ’t is vooral een kwestie van weten waar je loopt. Je moet eigenlijk op 3 dingen letten. Ik let in ieder geval op 3 dingen als ik loop. Anders houd ik ’t niet vol.
Ten 1e moet je zorgen dat je zoveel mogelijk op ’t midden van ’t pad loopt. Want in ’t midden is ’t pad ’t meest vlak. Da’s beter voor je voeten. Als je de hele tijd langs de zijkanten loopt worden je voeten onevenredig belast. Krijg je last van.
Dan moet je zorgen dat je altijd zoveel mogelijk afsnijdt. Afsnijden is een sport. ’t Gaat er misschien om dat je de hele wandeling maakt, maar dan wel via de kortste route. Nooit een stap te veel afleggen.
& Vooral als ’t heet is, je weet dat ik niet zo goed tegen de hitte kan, als ’t heet is & de zon schijnt fel, dan moet je zorgen dat de zon zo min mogelijk op je lichaam schijnt. Altijd in de schaduw proberen te lopen dus. Elke keer zoek ik dan naar de meest schaduwrijke kant van de weg. & Die probeer ik te vinden via ’t midden van de weg, liefst op een manier dat ik een zo groot mogelijke afstand van de gehele route afsnijd.
Moet je allemaal om denken.’
‘Ik heb ’t allemaal precies andersom,’ zegt Rachel.
‘Wat?’ vraag ik.

& Men liep door in Zijperspace.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *