wachtkamer (dl 2)

Dan de jongen in z’n 1tje. Lang, dun.
Zo had ik ook kunnen zijn. Als ik maar lang genoeg geweest was. De zelfde verschijnselen in ieder geval.
Ik vergelijk m’n eigen persoon met die van hem.
‘t 1e Wat opvalt is de prik in z’n arm. Gaasje er overheen.
Ik zei nog: ‘Ik ben niet zo bloederig.’
De dokter grapte mee: ‘Nee, ben je niet zo’n bloederig type?’
Deze jongen dus wel. Een vlek van 3 cm². Dan heb je meteen met zo’n persoon te doen. Alles wat-ie doet gaat mis.
Opeens is-ie ook geen jongen meer. Een man. Die dunne gestalte heeft ‘m niet doen groeien. Maar hij is ouder, grijzer dan ik.
Ik lees een boek, hij kijkt voor zich uit.
Toen-ie binnenkwam, terug van assistente Sylvia, nam-ie resoluut een beker water uit de tank die hier beschikbaar staat. Radioactiviteit vraagt om waterneutralisatie, moeten ze op deze afdeling gedacht hebben. Hij dronk ‘m in 1 teug leeg.
Hé, ik moest pas water drinken als ik voor ’t volgend onderzoek geroepen werd.
Hij kijkt nog steeds voor zich uit, ik lees een boek.

Zoon met moeder. Hij lijkt zelf ook al bijna gepensioneerd. Hij lijkt jong door de blik in z’n ogen, maar de behoefte zichzelf op z’n werk te bewijzen is er niet meer.
Hij heeft lol aan z’n moeder. Ook zorgen.
‘Nee, hoor,’ zegt-ie als ze eindelijk naast ‘m is gaan zitten, ‘je had ‘m daarnet nog.’
Zenuwachtig neemt ze haar tas door.
Een bril, een afsprakenkaart, huissleutels. Ik blijf een tijdje raden, terwijl ik eigenlijk door wil lezen.
‘Ik had ‘m net nog in m’n hand, toch?’
Zoon lacht een beetje om zich heen. Onze blikken kruizen.
Minzaam, dat is wat ik doe. Ik mag op mijn beurt mijn moeder niet afvallen, die ook altijd alles kwijt is. Verder dan minzaam mag ik niet gaan, want dan laat ik m’n moeder in de steek. Dus houd ik m’n ogen weer bij de les van m’n boek.
Uit de chaos van m’n moeder heb ik ’t systeem van nooit iets kwijtraken opgebouwd. Ik wil ’t die moeder hier schuin tegenover me wel even uitleggen, maar weet dat zij die uitleg straks ook weer kwijt raakt.
Ze oogt nog kwiek, zouden ze dan zeggen, m’n tantes, m’n moeder. & Monter kijkt ze ook zeker wel om zich heen. Jammer dat ze iets kwijt is.
Dan komt de receptiejuf onze wachtkamer binnen.
‘Hier is uw paspoort weer,’ zegt ze.
Ik mis net de blik van een opgeluchte moeder. Heb te laat opgekeken. De bedenkelijke blik van de receptiejuf zie ik echter wel.
‘U moet er om denken,’ waarschuwt ze, ‘dat-ie is verlopen.’
Als ze weg is, zegt zoon: ‘Ach, je was toch nog niet van plan op vakantie te gaan.’
Hij lacht ’t rondje van wachtkamerpatiënten. Ik ontmoet ‘m ook weer.
‘Maar bij de terugreis kan ze natuurlijk aangehouden worden voor rijden onder invloed,’ informeer ik de moeder & zoon met serieuze blik.
‘Ja, dan zal ze zich moeten identificeren,’ vult de zoon aan.
Zij begint opnieuw met zoeken. Stopt tussendoor ’t paspoort diep weg.

De dunne jongen staat op voor ’t toilet. Hij laat z’n spullen liggen.
Daar zal niets kostbaars bij zitten. Hij heeft geen dure smaak.
De jongen, die inmiddels man is, laat lang op zich wachten. Ik lees toch zeker 2 blz in de tussentijd.
Ik mis ‘m wel. Hij lijkt ’t meest. De anderen zijn ouder, dikker, hebben gezelschap.
Ik vind ‘m alleen wat onverzorgd. Ik heb me ook nog niet geschoren, er zit vast ook wel een vlek op m’n broek, maar dat moet ’t toch wel zijn. Daar houd de vergelijking op. Ik lees een boek, hij zit op de wc.
O nee, hij komt terug.
Hij wil juist gaan zitten als Mascha voor hem komt. Die had ik gister ook voor scans.
‘Meneer van Blokvoort?’
Hij lacht dat hij ’t is.
‘Komt u met mij mee?’ vraagt ze nadat ze handen hebben geschud. ‘Bent u al naar ’t toilet geweest?’
‘Ja, ik kom er net vanaf.’
Hé, dat moest ik gister niet.

Verdere vingeroefeningen in Zijperspace.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *