zomerbroeken

‘Zo je hebt je broek maar ingekort,’ zeg ik tegen Boekenman.
Hij keert zich nog even om naar me. Glunderend. Hij laat z’n rechterhand over de rafeltjes van z’n broek gaan.
‘Ja, ik werd vanochtend wakker & ik dacht: daar moet de korte broek maar aan te pas komen.’
Hij kijkt voldaan.
‘Dus heb je jezelf maar een korte broek gemaakt.’
Maar daar wil-ie blijkbaar niet op in gaan. Van minder belang.
‘Ik weet nog vroeger,’ gaat-ie verder, ‘dan waren de 1e mooie dagen & dan werden de korte broeken door moeder uit de kast gehaald. Die moesten we dan perse aan. Nou, tranen met tuiten was dat.’
Ik lach ijverig met ‘m mee. Die goeie ouwe tijd, zo lachen we beiden, dat we nog huilden om kleding die we niet wilden dragen.
‘& Dan was ‘t aan ‘t eind van de zomer,’ begint Boekenman weer, ‘& moesten we weer die lange broeken aan. Weer tranen met tuiten. Want ik wilde die korte broek aanhouden.’
We hebben lol met elkaar, Boekenman & ik.
‘O nee,’ beweer ik echter, ‘ik wilde alleen maar lange broeken aan. Ik vond kort afschuwelijk. Nog steeds trouwens.’
Maar dat heeft weinig zin. Boekenman luistert over ‘t algemeen alleen maar naar z’n eigen verhaal. Dat zijn echter wel meteen de beste.
‘& Dan waren er ook van die jochies, die hadden van die halflange korte broeken. Met vlak onder de knieën van die touwtjes.’
Hij raakt de rafeltjes bij z’n knie weer aan.
‘Ha ha ha,’ reageer ik enthousiast, want die kende ik ook erg goed, ‘van die knickebockers.’
‘Daar gingen we achter aan, achter die jongens.’
Hij doet ‘t voor. Ik weet niet hoe hij ‘t doet, maar hij doet ‘t voor. Ik zie hoe hij achterop die jongens komt.
‘& Dan deden we pootjehaken.’
We lachen weer vrolijk.
‘Ja, dat hadden dat soort kinderen verdiend,’ besluit Boekenman.
& Hij gaat ervandoor.

Als ze eens wisten wat ze ons ooit aandeden, onze ouders in Zijperspace.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *