Ik duwde de fiets achteruit naar buiten. Tussen de haldeur & de voordeur door. Mn maag maakte massieve bonkende geluiden, of zo voelde ‘t in ieder geval, terwijl ik de fiets zo manoeuvreerde dat er ik de verf aan de deurposten niet beschadigde. Er zat geen cm speling in mn maag nadat ik m gevuld had met Meti speciaal van de surinamer. Toch moest t zich voegen naar de fietstocht die ik ging ondernemen.
Ik hoorde gestommel achter de deur van de buren. In t trappenhuis kwamen benen naar beneden gestommeld. Terwijl ik mijn deur afsloot, ging de ander open. Suze & Nico kwamen tevoorschijn.
Zo, zei Suze, moet je aan t werk?
Nee, antwoordde ik met sip gezicht, maar ik ga wel naar mn werk.
Je hoeft niet te werken, maar je gaat wel naar je werk?
Ik heb mn boek laten liggen, verklaarde ik.
Oh, Potter, concludeerde Suze, terwijl ze zich voorover naar haar fiets boog.
Nico ontkoppelde ondertussen zijn fiets van de verkeersbordpaal. Ze keken me aan. Geïnteresseerd. ½ Lachend. Blikken die je steeds weer tegenkomt als mensen merken dat je aan dl 5 begonnen bent.
Weet je al wie er dood is? vroeg Suze.
Nee, ik ben net over de helft.
Ik stapte op. Wendde mn hoofd nog ns. Om gedag te zeggen. Op t moment dat ik terug naar voren wilde kijken, passeerde mn blik die van de overbuurvrouw.
Met haar dikke lichaam bukte ze moeilijk voorover om iets voor haar deur weg te halen.
Ik weet t wel, kakelde zij onderwijl lachend.
Ze straalde er bij.
Stomme trol, dacht ik.
Mond dicht, riep ik naar haar & spurtte ervandoor.
Men eist dodelijke stilte in Zijperspace.