kijk

Kijk.
Een bidprentje van hout. Uitgevouwen staat ’t overeind. Aan de ene zijde een man, links ervan een vrouw. 2 Heiligen op bruinig hout. Als russische iconen.
Erboven ligt er een stapeltje cd’s; de zijkanten van de doosjes zijn slechts zichtbaar. De muziek die ‘m tot ’t eind moet begeleiden. Als je ze tevoorschijn haalt, zal je zien dat ’t allemaal jazz is. Oude jazz. Van vóór de jaren ’50.
Maar je hoeft ze niet te zien. Want je wéét ‘t.
Links van de kast staat de draagbare stereo. Met cd-speler. Cassetterecorder zit er ook in, maar wordt niet gebruikt. Voor de wasbak. Met spiegel.
Je ziet jezelf als je je handen wast. Dat hoeft niet opgenomen te worden in ’t beeld. Dit is tenslotte de kamer van je vader.

Kijk.
2, 3 Kaarten hangen er achter z’n rug. Achter z’n hoofd, eigenlijk, maar je zegt ’t nou eenmaal zo.
Bep & Wil zijn 40 jaar getrouwd. Ze bedanken voor de belangstelling. Zitten samen op de fiets.
Een kaart met een hart. Een groot hart.
& Nog iets met paars. Waarvan je niet meer weet wat ’t voor moet stellen.

& Kijk, er ligt zeep. In een bakje. Een groen stuk zeep. Misschien om hem te scheren. De snor er af.
Baard blijft. Zo hebben we hem altijd gekend. Baard blijft. Snor heeft-ie nooit gehad.
Toch?
Even beelden graven in ’t geheugen.
Zelfs die paar keer zonder baard zijn niet meer terug te vinden.

& Kijk, al die dingen die hij niet ziet. Want z’n ogen dicht. Hij kan zich niet meer wenden. Misschien wordt-ie ook wel niet meer wakker.
Foto’s aan de wand. Naast de 3 kaarten. Een muur vol.
Z’n kleinkinderen. Allemaal met een lach. Dat is Jet. Dat is Shinn. Daar heb je Jana & Luca. & Lola met Billy.
Ze lachen hun lach z’n nek tegemoet.
Z’n zonen, z’n 6 zonen. Geposeerd voor een afstuderende fotografe. Z’n 6 zonen waar de vrouwen naar keken.
& De hele familie, in klederdracht in Volendam. Omdat ’t eerder ook al ‘ns was gedaan. Toen met de kinderen klein. Nu met de kleinkinderen klein.
& Theo met Pa. & Tante Gre met Pa, naast Ma.
‘Toen waren we 45 jaar getrouwd,’ vertelt Ma. ‘’t Was in de Kamer.’
Alles om te herinneren. Om in je op te nemen. Om mee te nemen.
Kijken hoeveel er nog in je hoofd past. Zovele beelden van Pa. Deze moet er ook nog even bij.

Kijk.
Pa in bed. Hij slaapt.
‘Hij snurkt zoals vroeger,’ zeg je.
Hoewel je weet dat ’t anders klinkt.
Mond wijd open. Zoals hij achterover in z’n stoel hing de laatste tijd.
‘Maar ’t wordt toch wel wat rustiger dan daarnet,’ zegt Ma.
Aan z’n borst een slangetje. Aan de ene kant steekt een naald z’n borst in, weet je. Aan de andere een tuitje om de morfine in te spuiten. 4 Maal daags. Vanaf een kwartier geleden 4 maal daags. Zodat-ie niet meer zo hoeft te lijden.
‘Ja, z’n gesnurk is nu rustiger.’

Kijk.
Hij ligt in een hemd. Een dun hemdje. Je kan z’n borstharen zien. & Z’n dunne ouderdomsvlekken op z’n arm. Wonden zijn ’t van de ijle huid.
Onder een dun laken. Dat is voldoende in deze hitte. Je weet dat veel ouderen dankzij hitte eerder overlijden. Pa is er straks 1 van. Pa zal opgenomen worden in die statistieken. Emotie wordt feit, deel van een groter geheel.
Z’n benen gekromd.
Ma tilt ’t laken op. Z’n benen kunnen niet meer recht door de Parkinson, wijst ze. Dus hebben ze een kussen onder z’n benen gelegd. & ’t Luxe matras kromt ook al. Vroeger bouwden wij in bed op zo’n manier een tent in onze fantasie. Pa ligt zo om geen last te hebben.
‘Z’n lijf is stram.’
‘Ja, z’n lijf is stram, hij krijgt geen medicijnen meer.’

Kijk. Je moet ’t ermee doen. Je moet ‘m zo bewaren. Zolang je hem kan bewaren.
Er zijn vele plaatjes die je van hem hebt opgeslagen. Maar deze zal er ook bij moeten. Deze hoort er ook bij. Anders is ’t niet kompleet.

Kijk, Pa, dit is je zoon. Hij kijkt je. Hij schrijft je. Hij bewaart je.

Hij neemt je mee naar Zijperspace.

binnen

Ik zit de hele dag binnen.

Weg van de hitte.

Dat is vanaf ’t moment dat ik teruggekomen ben uit Duitsland. Weekendje Duitsland met m’n buren.
Nu zit ik binnen.

Tenzij ik naar de bios ben. Zoals vanochtend.
Dan probeert m’n moeder mij altijd te bereiken.
Net gemist.

Later een telefoontje van m’n oudste broer gekregen. Om me op de hoogte te brengen van de laatste ontwikkelingen.
Ik zat op dat moment weer binnen. Weg van de hitte. Kleren zoveel mogelijk uit.

O ja, & ’s middags naar de Ooievaar. Ritueel. Spelletje, biertje, praatje, naar huis.
Binnen zitten.

Belde Rachel mij op.

Praten.

Op een terras, veel te heet. Zelfs in de schaduw.

Praten dus.

Dat ik de hele dag binnen zat. Weg van de hitte.
‘Lethargie’. Schoot me opeens te binnen.

Ik zeg: ‘Ik wil schrijven, maar ik weet niet of ik nog wel kan. Ik ben bang dat ’t een manie was. Maar juist nu wil ik niet dat ’t een manie was. Ik wil verder. Ik bedoel: ik kan ook wel over andere dingen schrijven dan over m’n vader. Maar ik voel me schuldig. Misschien dat ik me schuldig voel. Dat ik niet precies weet wat ik voel. Dat ik niet precies voel wat ik moet voelen. Waarom ik de hele tijd thuis wil zitten. Niets doen. Ja, een spelletje spelen op de comp. Maar verder niet. Hooguit 2 bladzijden van m’n boek lezen. Meer niet. Ik doe niets. Binnen zitten. Da’s al. Ik weet wel dat ik me niet schuldig moet voelen, dat ’t een gevoel is dat erbij hoort, maar ’t zou voor ‘tzelfde geld kunnen betekenen dat ik zowiezo niets voel. Dat ik gevoelloos ben. Ik weet niet of dat wat ik denk wel ’t juiste moment is om ’t te denken. & Voor de rest kijk ik voor me uit. Laat de film aan me voorbij gaan. Ik weet niet wat ik anders moet doen. Ik wil wel schrijven, maar ik weet niet of ik nog wel kan. Ik ben bang dat ’t een manie was. Ik ben altijd al manisch. In alles wat ik doe. Uiteindelijk stop ik er immers meestal mee. Als ik er genoeg van heb. Ik stop uiteindelijk ook met over m’n vader schrijven. Straks ben ik ‘m vergeten. Of ik dacht: ik ben ‘m misschien al vergeten. Tuurlijk weet ik nog hoe z’n magere wangen er uit zagen. Tot aan de binnenkant van z’n gebit gingen z’n wangen. Als-ie z’n gebit nog in had. Maar ik weet misschien niet meer hoe hij werkelijk was. Hoe zag z’n baard er uit toen die nog in bloei stond? Wanneer moest je stil zijn, want dáár kwam ’t grapje van Pa? Hoe schenen z’n ogen op een niet zo doffe manier? Ik wil schrijven, ik wil weten hoe ’t ging. M’n broer zei vanmiddag, Jan, Jan heet-ie, dat-ie zichzelf er op betrapte vanochtend, hij lag nog in bed; dat-ie zichzelf in bed er op betrapte dat-ie aan ’t bedenken was wat-ie zou moeten zeggen zogauw ’t zover was. Hij was z’n toespraak al aan ’t voorbereiden, zei hij. Ik dacht: Ik ben eigenlijk al 3 jaar m’n toespraak aan ’t voorbereiden. Al die jaren dat ik over m’n vader schrijf. & Dan wil ik schrijven, maar ’t enige wat ik doe is voor m’n comp zitten, spelletjes spelen, wachten tot er gebeld wordt.’

Dat zei ik.

Ach, ik zei nog veel meer. Maar ik zei ook veel minder.
Gelukkig dat Rachel er was.

Dat vulde de boel, liet me even beseffen dat ik gewoon evengoed in Zijperspace was.
(zo’n schat)