kwaaltjes

Ik had de assistente aan de lijn gehad. Zij zou me terugbellen, want ze kon ’t systeem niet in.
Waar ging ’t om, vroeg ze me toen ik haar even later weer sprak.
M’n nek. Sinds m’n vader overleden was zat er stress in m’n nek.
Maar ze had vrijdag geen ruimte meer. Ook al was ik de 1e die ze aan de lijn had die ochtend. Ze hadden ’t druk, vertelde ze. Ze hadden ook de patiënten van een andere praktijk voor 2 weken. Of ’t moest iets dringends zijn.
Ik kon evengoed wel alles, zei ik haar, maar ’t zou kunnen betekenen dat ik niet zou kunnen werken, vanwege de hoofdpijn. Paracetamol hielp niet.
Nou, bazen moesten maar aanvaarden dat mensen die ziek zijn, ziek zijn. Dat was haar instelling. Als je niet kan, dan kan je niet.
Maandag dan maar? 10 Over 9?
Was goed.
We hingen op.
Was ik helemaal vergeten dat ik ook nog 2 andere kwaaltjes had. Dat zou vast niet in dank afgenomen worden als ze ’t zo druk hadden.

Ik had m’n regenkleding nog niet opgevouwen of de huisarts kwam me al halen.
‘Wat is er aan de hand?’ vroeg-ie een moment later.
Ik vertelde over m’n nek. Dat ik gisterochtend nog wel hoofdpijn had gehad, maar dat ’t sindsdien was verdwenen. Stress, vanaf ’t moment dat m’n vader was overleden. Ik had ’t al ‘ns eerder gehad, lang geleden, daarom wist ik ‘t.
‘Maar ik heb ook nog 2 andere kwaaltjes,’ ging ik verder.
Ik trok m’n mond open, krulde m’n lip naar buiten. Liet een bult aan de binnenkant van m’n mond zien.
‘Heb je er last van?’
‘Nee, ’t zit daar alleen. Ik zit er met m’n tong aan. Beweeg ’t heen & weer tussen m’n tanden.’
‘Vooral van afblijven. Dan gaat ’t vanzelf weer weg.’
Dus door naar ’t laatste probleem. Ik begon m’n schoen alvast uit te trekken, terwijl ik verder praatte. We mochten geen tijd verliezen, want ze hadden ’t nog steeds druk, leek me.
Ik liet m’n schimmelnagel zien.
‘Ja, da’s een schimmelnagel.’
Daar kon hij me 3 maanden antibiotica voor geven, maar de meeste mensen hebben daar geen zin in. Hij zou ’t in ieder geval niet doen. Zoveel last heb je niet van schimmelnagels. Of een zalfje om er op te smeren. Maar die zalf kan er vaak niet bij. Vroeger hadden alle oude mensen schimmelnagels.
‘Maar ’t kan dus geen kwaad?’ vroeg ik.
‘Nee, ’t is een schimmelinfectie, maar echt last heb je er meestal niet van.’
Ik begon m’n sok weer aan te trekken.
‘Waar is je vader aan overleden?’
Toen vertelde ik. Over Parkinson. Alzheimer. Blaasontsteking.
Hij begon weer over antibiotica, terwijl ik de veter van m’n schoen probeerde te strikken in een ongemakkelijke houding. Ik moest luisteren, hem aankijken, bukken & strikken tegelijk. Pas later had ik door dat hij ’t over antibiotica had ivm de blaasontsteking van m’n vader.
‘’t Is dus een lange weg geweest?’ vroeg m’n huisarts.
‘Ja, toch zeker wel 7 jaar. Misschien wel langer.’
‘Ja, Parkinson woedt soms al jaren voordat ’t als zodanig ontdekt wordt. ’t Begint met kleine verschijnseltjes die niet makkelijk te herkennen zijn. Hoe is je moeder?’

Ik trok m’n regenjas weer aan. In de deuropening van de praktijk. In m’n achterbroekzak had ik slechts een briefje met de naam van de zalf voor de schimmelnagel.
Ik nam de tijd. Zoals de huisarts de tijd had genomen.
‘Ik dacht dat jullie een andere praktijk vanwege vakantie moesten overnemen?’ had ik nog gevraagd.
‘Ja, nog een week,’ had-ie gezegd. ‘Maar ik probeer voor iedereen gewoon 10 minuten uit te trekken. Dat lukt ook wel, tenzij iemand z’n hart moet uitstorten. We hebben ’t evengoed wel drukker dan anders.’
Ik trok de capuchon over m’n hoofd & ging de regen in. Schudde even m’n hoofd, om te kijken of m’n nek mee wou.

Maar alles leek soepel te zijn in Zijperspace.

normaal

Terug naar normaal.
M’n vader is 9 dagen geleden overleden. ’t Is weer tijd voor de gewone kleuren.
Niet dat ’t voorbij is. Ik zie ‘m nog. Ik draag ‘m in me. Meer dan ik eerder had gedacht. Ik draai z’n muziek. & Ik zal vast nog over hem schrijven.
Mocht men behoefte hebben de teksten over m’n vader bij elkaar verzameld te zien, dan kan men hier terecht: Pablog. Veel dank ben ik verschuldigd aan Puck, zonder wie Pablog niet gerealiseerd had kunnen worden.

Voor de volledigheid, omdat ik vond dat ’t niet mocht ontbreken aan m’n weblog, die voor een groot gedeelte in ’t teken van m’n vader heeft gestaan, hieronder de tekst van onze rouwkaart.

‘En de wind in mijn haar zo loop ik door het land,
En de mensen in de straten, ze wijzen met hun hand,
En het duurt niet lang of men weet het in de stad,
Zie me daar lopen met een nest jongens achter mijn gat.’

Verdrietig maar opgelucht deel ik u mede dat na 47 liefhebbende huwelijksjaren is overleden mijn man, de vader van mijn kinderen, de opa van mijn kleinkinderen.

Nicolaas Johannes Zijp

* Den Helder 21-08-1932
† Den Helder 06-08-2004

Anny, Shinn, Marc, Theo, Lola, Yvonne, Lenie, Ton, Luka, Franchet, Jet, Billy, Quint, Jan, Ilse, Jana, Carel en Amelina

Mijn man is weer thuis alwaar op dinsdag 10 augustus tussen 15.00 en 20.00 uur afscheid van hem kan worden genomen.

Op woensdag 11 augustus vindt om 11.00 uur de Uitvaartdienst plaats in de Nicolaaskerk, Haringvlietweg 2 te Den Helder.
Aansluitend is de begrafenis op de r.k.-begraafplaats St. Jozef aan de Jan Verfailleweg te Den Helder.
Na afloop is er gelegenheid om te condoleren en na te praten in Fort Kijkduin, Admiraal Verhuellplein 1 te Huisduinen.

We zouden het op prijs stellen als men in plaats van bloemen een bijdrage geeft aan de vereniging van parkinsonpatiënten (giro 3787700, banknr. 613816102, t.n.v. de Parkinson Patiënten Vereniging te Bunnik, o.v.v. ‘Gift’).

Anny Zijp-Zegers
Dijkschouwerslaan 123
1785 HP Den Helder

Zijperspace wordt leger naarmate ’t uitdijdt.

intenties

M’n broer had ’t tijdens z’n grafrede af & toe moeilijk. Even slikken & dan weer doorgaan. Net zoals ik op de kansel in de kerk bij ’t voorlezen van mijn tekst.
Je weet dat dát stuk er aan zit te komen, probeert in de ademhaling te zitten, zoals iemand van te voren had gezegd, gaat door met de stroom van woorden, & toch, plots, bij die ene zinswending, zie je je vader terug, vraag je je af waarom hij er niet meer is, wil je ‘m weer bij je hebben, een wandeling maken, een grapje, een lach, iets ongrijpbaars.
M’n broer ging door. Veegde die ene traan weg, ’t rood van z’n gezicht, je zag z’n adamsappel bewegen, herschikte z’n velletjes papier & las verder.

Ik zei later, toen alles voorbij was, ’t verdriet verdronken in enkele liters bier, dat ik vooral trots was. Dat ik de kerk had mogen toespreken zoals m’n vader vaak had gedaan. Met gedragen stem. De stem die op die van m’n vader lijkt. Dat ik een toespraak hield, zoals Pa altijd deed. De enige die z’n emoties kon beteugelen om de mensen toe te spreken.
Ik stond daar, op diezelfde plek.
Ik heb daar gestaan, op diezelfde plek, zei ik later, ik heb daar gesproken, op diezelfde plek, & dat ik daar vooral trots op was.
Maar er kwam geen einde aan die zin, dat simpele korte zinnetje, want de woorden werden linksom ingehaald door tranen die ook ‘ns uitgelaten wilden worden.

M’n broer sprak. We stonden verzameld om z’n graf. De kleinkinderen vooraan. Beetje duwen, beetje heen & weer hobbelen.
3 Manden met bloemen, wilde bloemen, stonden klaar om over z’n kist uitgestrooid te worden. Er was ook een emmertje zand, met schepje, vóór de kist, maar daar zou bijna niemand gebruik van maken. M’n vader was immers van de plantjes, van dat wat groeide, van dat wat niet iedereen onmiddellijk als schoonheid herkende.

& M’n broer las ’t laatste stukje voor. Dat wat m’n vader zelf geschreven had. Over ’t einde van z’n reis, ’t einde van z’n pelgrimage naar Santiago de Compostella.

Daarna ben ik nog maar weer eens een keer de kathedraal ingegaan. Ik had er ook 7 intenties bij:
1. Voor alle vriendelijke mensen onderweg, die me gedag zeiden, met wie ik een praatje maakte, die mij iets toeriepen, zoals: ‘Priez pour moi à Compostella.’
2. Voor alle mensen, die mij onderdak gaven of een plekje voor mijn tentje. Ook voor diegenen, die mij de juiste weg wezen en soms wel een paar straten meeliepen.
3. Voor diegenen, die niet zoals ik de vrijheid en de rijkdom hebben om zo zich meer dan 2000 km voort te bewegen, door meerdere landen, in Gods vrije natuur.
4. Voor al mijn vroegere collega’s uit het onderwijs, vooral de tientallen Ursulinen, waarik met veel plezier 25 jaar verkering mee gehad heb.
5. Voor mijn 2 zussen, 10 schoonzussen en 11 zwagers; dat we het met ons allen samen nog lang mogen volhouden.
6. Voor mijn 6 zonen en lieve schoondochters, dat ze veel geluk mogen hebben, thuis en bij hun werk.
7. Voor mijn allerliefste, in onze volgende levensfase.

M’n vader zakte vervolgens tot onder ’t maaiveld. De mensen kregen gelegenheid om hem de laatste eer te bewijzen, terwijl wij, de naaste familie, aan de zijkant verzameld stonden. We wachtten tot ’t rustig zou zijn. We zagen de bloemen over z’n kist uitgeworpen worden.
Nadat iedereen was geweest, gingen we zelf nog 1maal daar staan. ’t Was ondertussen stil geworden. De mensen hadden zich verspreid over ’t kerkhof.
Ik gooide mijn eigen handje bloemen. Ik zag nog een kale plek; rechts bovenaan de kist lagen nog geen bloemen. Maar ik miste.
Toen ben ik naar de uitgang gelopen.

In Zijperspace draait de wereld weer verder, ondanks alles.

aankomst

Ik werd door Quint opgehaald.
‘Meteen maar naar huis?’ vroeg Quint.
‘Nee. Heeft Jan je dat niet verteld? Ik zou 1st naar Pa gaan. ’t Laatste moment om ‘m te zien.’
Dus gooide hij ’t stuur om.

We zagen Carel & Theo buiten zitten, op ’t terrasje van de afdeling. Ze wachtten tot ze verder konden.
‘Ze is net aangekomen,’ vertelde Carel. ‘Ze wist de weg niet. Ze belde op met de vraag waar Den Helder eigenlijk lag. Nu wacht ze op de papieren.’
’t Enige dat weggehaald kon worden was ’t hoornvlies van z’n ogen. Parkinson had de rest van z’n lichaam al te veel aangetast. ’t Zou 20 minuten duren, hadden ze van te voren verteld. Maar Carel & Theo zaten er alweer 20 minuten. Er was nog niets gebeurd.
‘We hebben 1st z’n onderkant maar afgelegd,’ zei Theo. ‘Dat ging goed. De zuster heeft nog even geholpen. Boven was-ie al koud, maar aan de onderkant was Pa nog helemaal warm. ’t Was frappant om te zien dat de rode adertjes van z’n couperose al meteen weg waren getrokken.

De zuster kwam langs. Vroeg of we wat te drinken wilden.
‘Zeg,’ begon Theo tegen haar, ‘die papieren zijn toch allemaal aanwezig? Dat hij donor wilde zijn, dat staat toch allemaal in z’n status?’
‘Ja, maar er waren bepaalde papieren niet in orde,’ antwoordde ze. ‘Of ze lagen niet op de juiste plaats.’
‘Kunnen we niet nog een keertje kijken,’ vroeg Carel, ‘voordat ze begint met ’t hoornvlies? Ton heeft m’n vader nog niet gezien. & Anders moet-ie de hele avond nog wachten.’
‘Ja, ik ga wel even vragen.’

Ze gebaarde een minuutje later. Van om ’t hoekje van m’n vaders kamer. We liepen met z’n 4-en op haar toe, gingen de kamer in. Ik ging bij ’t raam staan, naast m’n vaders hoofd. Carel naast me. Tegenover me stond Theo. Quint naast hem.
Theo pakte z’n hand vast. Ik wachtte daar nog even mee. Ik moest nog wennen aan z’n dode gezicht. Open mond. De lucht was er uit gevlucht. Z’n ogen stonden ook lichtjes open. Flets. Zoals ik inmiddels gewend was. Geen grote verandering daar.
We hadden alle 4 een andere houding. Hoewel ze altijd hebben gezegd dat we zoveel op elkaar lijken.

Ergens moet ’t gestopt zijn. Zijn we de kamer uitgegaan. Niet voordat ik z’n hand had aangeraakt. Maar wel ergens, waarvan ik niet meer weet welk moment.
Ik kan me nog herinneren dat we de deur opendeden. De 1e stappen de afdeling af. We moesten wachten tot de buitendeur open gedaan werd. Via een knopje die door ’t nachthoofd werd bediend. & We zijn naar huis gereden. Dat moet wel. Naar ’t huis van Ma.
‘Ik moet er nog aan wennen dat ik niet ’t huis van Pa & Ma zeg,’ zei ik onderweg.
Daar blijft ’t bij. Meer wil m’n geheugen niet.

Ik zei tegen m’n moeder: ‘Ik ben blij dat ik nog even gegaan ben. ’t Doet me goed.’
Ik zat op de schommelstoel. Ma op de luxe stoel, een aankoop die eigenlijk voor Pa bedoeld was. Hoewel ‘t toen al slechter ging.
‘Je moet ‘t evengoed maar doen,’ hadden wij toen tegen haar gezegd. ‘Je hebt zelf misschien nog wat aan die stoel.’
Ondertussen was Jan aan ’t bellen. De hele avond. Wij praatten, de overige broers, de schoonzussen & Ma. Over hoe lang ’t nog zou duren voordat Carel & Theo klaar zouden zijn met afleggen. & Over hoe ’t gegaan was.
Ik pakte op een gegeven moment m’n rugzak uit, in de computerkamer. De computer aangezet. Daar heb ik ook een matras neergelegd. Ik heb daar die nacht, & de nachten erop, geslapen.
’s Nachts keek ik, als ik er uit moest om een plasje te doen, of m’n moeder wel sliep. & ’s Ochtends vroeg dronken we met z’n 2-en een kopje thee in de tuin.

Er waren nog veel meer dingen; misschien komen die later wel in Zijperspace.

de toespraak van jan aan ‘t graf van pa

Van sterk tot broos: Nico Zijp

Een leeg scherm en een hoofd vol, zeker sinds er geen kans meer was op herstel bijna paniekerig vol met herinneringen.
De laatste week was ik vaak vroeg wakker en bezig met mijn afscheidswoord voor mijn vader.
Prachtige volzinnen en rode draden. Ik wilde hem zo goed mogelijk neerzetten voor iedereen en het over alles hebben.
Dat is dus onmogelijk, je kan bijna 72 jaar niet samenvatten in een paar regels.
Ik zal mij beperken tot enkele details, details maken de mens uniek.
Veilig bij vader achterop, door de Helderse duinen, ik vragend, hij pratend bijna docerend en attenderend, op de salamanders in de glasheldere J.Verfaillewegsloot bij Duinoord. Een vroegste belangrijke herinnering.
Op zijn armen kijkend naar het laatste broedresultaat van zijn laatste tropische aanwinst in zijn zelf getimmerde volière, een andere herinnering.
Hobby’s te over: flora inventariseren en determineren, genealogie; geschiedenis, wijnetiketten, likeurtjes verzamelen en nippen, kwartels kweken, postzegels, modelspoorbanen, molens fotograferen, muziek luisteren en verzamelen, vormen echt maar een fractie van zijn veelzijdigheid en de schoolmeestersmentaliteit is erin te herkennen. Als hulpstukken hiervoor gebruikte hij zijn karakteristieke brede plank over zijn stoel een deuntje muziek erbij en hij had een trommel en werktafel.
We zien hem zo weer zitten. Voor hem was het gewoon even ontstressen uit een druk en verantwoordelijk maatschappelijk leven. En als een echte onderwijzer verspreidde hij de vergaarde kennis aan zijn leerlingen, collega’s, vrienden, familie en vooral gezin met zachte drang en humor.
Zondags was een dag voor de kerk, nog meer muziek en zoveel mogelijk de omgeving met de auto verkennen, even onderweg zijn. We zijn wat keren de Westfriese dijk afgehobbeld onder leiding van onze gids.
De taken thuis waren nog traditioneel verdeeld: Ma was de gezinsmanager en pa was het daarbuiten. Dat ging goed, maar soms moest hij pedagogisch bijspringen als ma het niet meer redde met het pannenkoekmes en wij haar lachend nog maar eens uitdaagden. Dan trok hij alles uit de kast: met de stevige opmerking: Jongens hou op. En ging vervolgens stoïcijns verder met het uitknippen en rubriceren van nieuw vergaarde overlijdensadvertenties.
1 Van zijn overwegingen om het onderwijs in te gaan; waren volgens mij toch de vakanties. Na 2 dagen grote vakantie werd het reisdoel voor de herfstvakantie al vastgesteld. Het waren voor hem hoogtepunten, hij was weer onderweg.
We groeiden uit elkaar door mijn eigen stappen. We vervreemdden van elkaar. Ik was zoekende en zocht mijn eigen weg, daar had ik hem niet voor nodig.
Ondertussen werd hij een onderwijsfusieslachtoffer. Een zware slag voor hem. Toen ik echter mijn weg had gevonden, vonden wij elkaar weer in de natuur en iets later met onze eendenkooi. Hij was geen spiegel meer waar ik in keek, maar gewoon mijn vader die mij meehielp een verwaarloosde cultuurhistorische en natuurrijke plek op te knappen. Onze parel. Hij liep de deur plat en ik genoot van hem en hij van zijn rondleidingen met de schoolklassen en platte vrouwengroepen, zijn oude vak.
Ma was zijn grote jeugdliefde, zijn alles. Maar die liefde was vooral wederzijds. Voor ons jongens en partners was dat altijd zichtbaar, een knuffel, een aai, een knipoog, gekibbel, elkaar beschermend voor die verschrikkelijke pubers die wij soms waren. Het meest ontroerend maar ook ontluisterend was die liefde te zien in de ziekte en toch wel lijdensweg van Pa en Ma. Je glijdt dan van partners naar zieke en verzorgende. In deze tegenspoed stond hun liefde recht overeind, met zijn hand in haar hand is hij heengegaan.
Met grote bewondering en diep respect hebben we de afgelopen jaren naar mijn moeder gekeken. Het is absoluut geen beloning voor jezelf wegcijferen. De vele fijne en goede herinneringen zijn echter de beloning.
Het mooie van het leven zit in het unieke van het genenmateriaal en in de rol van de opvoeders daarin. De rol van onze vader in ons leven heeft veelzijdigheid, karakter, gedrevenheid, menslievendheid, liefde voor de natuur, warmte voor elkaar en onze medemens opgeleverd. Iets om dankbaar en trots op te zijn.
Voor hem was het ultieme onderweg zijn, lopend op pelgrimage naar Santiago del Compostella. En hij deed dit op een nieuw kruispunt in zijn leven.
Een gepassioneerd, gelovig en vooral dankbaar mens is dood. Die dankbaarheid heeft hij verwoord in zijn verslag over die reis. Als laatste lees ik een stukje hier uit voor.

Dat staat elders gedocumenteerd in Zijperspace.

achteraf

Voor de mensen die de weg willen weten in Zijperspace: hiernaast, aan de linkerkant, staat een lijst met titels van eerder geschreven stukjes. Onder de kop ‘Mijn vader’ kan men minstens 112, sinds ik ‘t voor de laatste keer geteld heb moeten ‘t er inmiddels meer zijn geworden, teksten vinden handelend over de bewuste man. Die zijn tot aanstaande zaterdag, de 14e augustus, ook gerangschikt in ‘t archief erboven.
Zijperspace is tijdelijk anders geordend zoals vaste bezoekers reeds zullen hebben gemerkt, op chronologische volgorde zijn alle teksten handelend over m’n vader per maand op te roepen. Zoals geschreven van maand tot maand.
Daarna zal men ‘t met de verzameling links gerangschikt naar onderwerp moeten doen. ‘t Artikeltje voorgelezen in de kerk, vlak voor m’n vaders begrafenis, kan men dan vinden onder genoemde kop ‘Mijn vader’. In ietwat onaangepaste vorm, niet gebonden aan tijdsbeperking, beperkt evenmin door de gedachte dat de aandacht van toehoorders vastgehouden moet worden, staat-ie daar onder met de titel: patrijs.
Alle andere stukken tekst zijn natuurlijk, naar mijn bescheiden mening zeker gezien ‘t onderwerp, ook de moeite waard. Klik op 1 van de titels & laat u leiden door de wereld van de man die ooit was. Geschreven door de zoon die ‘t de moeite vond er woorden voor te vinden.

Ik dank alle toehoorders voor hun aandacht voor dat momentje Zijperspace.

definitiefst

De laatste minuten. Na de laatste nacht.
Ik heb ’t bed aan kant geschoven. Zoals alle nachten afgelopen week. Nu wat meer definitief.
Je hebt definitief & je hebt definitiever.
’t Haar van m’n moeder wordt momenteel door m’n nicht gedaan. Kapster. Ik vond ’t al vreemd dat m’n moeder haar duster aanhield. Ze bespreken onderwijl de dingen. De dingen die gaan gebeuren.

‘Heb je goed geslapen?’ vroeg ik bij ’t bakje thee, dat ik inmiddels gewoontegetrouw gezet had.
‘Ja,’ zei ze zonder twijfeling in haar stem, zonder slikken, ‘best goed geslapen. Slechts af & toe wakker geworden.’
‘Ja, dat zag ik vanochtend.’
Toen ze om ½ 6 ’s ochtends aan de grote tafel in de huiskamer de dagelijkse foldertjes aan ’t doorpluizen was & ik informeerde of ’t wel ging.
‘Ik heb de stekker er uit getrokken bij Pa.’
‘Dat moest vanochtend?’
‘Ja, ze zeiden dat de koeling ’s ochtends vroeg uitgezet moest worden.’

Ik kijk voor de 3e keer in de spiegel of ’t t-shirt wel staat dat ik vandaag ga dragen. Trek wat aan de hals. Flobber de onderkant over m’n broek heen.
Raar woord trouwens: flobberen. Bedenk ik me terwijl ik ermee bezig ben.
Daardoor vergeet ik te kijken naar m’n spiegelbeeld. ’t Dringt niet tot me door of ik er nou tevreden mee moet zijn of niet.

Straks komen m’n broers. & De mensen van ’t uitvaartcentrum. Dan wordt Pa ingepakt. Tillen ze hem naar beneden.
In de woonkamer wordt-ie gekist.
Alweer een normaal woord. Kisten.
‘Ja, we moeten Pa om ½ 10 kisten,’ zeiden we gister tegen elkaar.
We namen ‘t scenario door. We begonnen alles heel normaal te vinden.
Ze geven je enkele dagen de tijd om alles heel gewoon te laten vinden. Je wordt vanzelf weer praktisch. Straks heb ik er vast geen moeite mee dat ik de massa in de kerk een tekst over Pa ga voorlezen.
Ik ben er al aan gewend ‘m kwijt te zijn. ’t Heeft al een tijdje mogen duren. Nu wordt ’t tijd er een punt achter zetten.
Ze gaan ‘m straks kisten.
Ik voel me dapper als ik ’t zeg.

Maar bijkans onmerkbaar gaat er een lichte trilling door Zijperspace.

verdwaald

’t Voelt aan als een soortement dolen. Niet weten waar je gevoelens liggen.
Ik zie tranen uit de ogen van m’n broer opwellen & vraag me af waar die opeens vandaan komen.
Ik zie m’n vader op ’t bed opgebaard liggen & ben bang voor z’n bleke couperoseloze gelaat.
Ik hoor m’n moeder stommelen & wil weten waar ze is.

Dan zegt ze dat ze nog even bij m’n vader wilde zijn. Dat ze ernaar verlangt nog een keer een praatje met ‘m te maken. Een goed gesprek.
& Ik dool in de jaren dat hij niet meer bereikbaar was. Niet volledig meer in ’t hier & nu stond. Dat wij wisten waar we waren & hij steun zocht. Hij was niet meer volledig. Dan neem ik ‘t mezelf kwalijk dat ik dat wat er aan vooraf ging niet meer juist weet te herinneren.

Ik ben verdwaald in fragmenten. Om mezelf vooral geen houvast te geven. ’t Ene beeld geeft aanleiding om ’t andere beeld op te roepen & vervangt ‘t aldus.

& Dan ’t huis.
M’n moeder & ik.
Overdag komen m’n broers. Schoonzussen, kinders.
’s Avonds wij. Met m’n vader in ’t bed. Op ’t bed. Een koelplaat tussen ’t matras & zijn lichaam. Nog enkele lakens om ijsvorming te voorkomen. Airconditioning, zodat de temperatuur in de kamer zo laag mogelijk blijft. Als je buiten staat hoor je de lucht naar buiten geblazen worden door de slang die uit ’t raam hangt.
Ik heb de computerkamer. Zelfverkozen isolatie. Ik verzin elke keer excuses waarom ik daar moet blijven. Toetsenbord bij de hand. Enigszins contact met de wereld die niets met m’n vader van doen heeft.
Die andere wereld sluit ik af zogauw ik ’t matras neerleg, daar waar 1st de stoel voor ’t beeldscherm stond, op een smalle reep tussen bureau’s & stoelen. ‘t Past er nog net. Raam open om verkoeling, lucht te krijgen. Maar dan moet vooraleerst ’t licht uit, de comp uit. ’t Voorgaande dient afgesloten te zijn, mag geen aantrekkingskracht meer uitoefenen.

Ik dacht dat ik ’t niet vol zou houden. Zomaar enkele dagen in ’t ouderlijk huis. Weg van veiligheid, geborgenheid van m’n eigen vertrouwde alleenzijn.
Maar ik hou ’t vol. Ik voel de irrealiteit van een lichaam dat ooit die van m’n vader was. Hij zegt niets, hij hoort niets, hij beweegt niet als ik langs ‘m loop. Daarom waar ik hier rond alsof ’t m’n 2e huis is.
’t Is m’n 2e huis. Alleen m’n vader leeft er niet.
Dat ik ‘m in m’n gedachten doodzwijg doet me volhouden. Ik weet niet wat de begrafenis straks geeft. Omdat ik mezelf niet de gelegenheid geef dit ten volle te realiseren, zo voelt ‘t.
Ik vraag me slechts verwonderd af wat m’n broer ertoe heeft aangezet op een onverwacht moment de tranen te laten lopen. & Laat verder alles op z’n beloop.

Ik dool door Zijperspace & hoop m’n huis terug te vinden.

einde

17.10 Uur. Ongeveer.
Hij is er niet meer.

We gaan verder zonder Pa in Zijperspace.
(Om ¼ over 5 bleef ‘t horloge van m’n moeder stilstaan. Dat merkte ze echter pas om ¼ voor 7. ‘Toeval,’ zei de begrafenisondernemer. ‘Dat zou ik zeggen. Maar mijn vrouw zegt dat toeval niet bestaat.’)

continuüm

Ma was naar de wc.
Ik moest wachten. Maar dat bedacht ik me later pas.
Ik zat daar. Met Pa naast me in z’n bed.
Dat is alles. Ik zat daar. Ik keek voor me uit. Ik keek naar Pa.
De deur stond op een kier. Via de spiegel boven de wasbak kon ik via de kier de gang inkijken. Daar gebeurde ook al niets. De hitte had ook de afdeling lamgelegd. In de verte slechts wat geroezemoes van enkelen van ‘t personeel.
Ik keek de gang in omdat m’n ogen toevallig die kant op bewogen. Ze hadden desnoods stil kunnen blijven staan. ’t Was gelijk geweest.
Ik liet m’n ritme bepalen door de ademhaling van m’n vader. Ik wist niet welk ritme, maar wel dat-ie er was. Mijn levensritme. M’n doel. M’n stilzitten.
M’n vader z’n ogen gesloten. Benen gekromd met de knieën omhoog stekend. Borst bloot, behalve dan dat hemdje. Gereutel van schijnbaar gesnurk. Naar adem snakken. Zo zou je ’t ook kunnen vertalen.
Ik ging mee op zijn deinen.
Ik heb nooit stil kunnen zitten. Ik ben me altijd bewust geweest van ’t moment van zitten. Van de duur, van de houding.
Zitten.
Dat was ’t enige wat ik deed. De tijd laten verstrijken. Die niet meer belangrijk leek.
Hij was er in ieder geval niet.
Ik was er om er te zijn. Toevallig had ik een stoel nodig. Maar als die stoel er niet was geweest, dan zou ik daar toch hebben gezeten.

Op een gegeven moment hield ’t op. Ergens, een moment.
M’n moeder kwam terug. Theo & Jet bij zich.
Ik ging verzitten. Wreef ’t zweet van m’n voorhoofd, richtte de ventilator op m’n gezicht.
M’n slapende vader kreeg een kus.

Alles begon weer te bewegen in Zijperspace.