binnen

Ik zit de hele dag binnen.

Weg van de hitte.

Dat is vanaf ’t moment dat ik teruggekomen ben uit Duitsland. Weekendje Duitsland met m’n buren.
Nu zit ik binnen.

Tenzij ik naar de bios ben. Zoals vanochtend.
Dan probeert m’n moeder mij altijd te bereiken.
Net gemist.

Later een telefoontje van m’n oudste broer gekregen. Om me op de hoogte te brengen van de laatste ontwikkelingen.
Ik zat op dat moment weer binnen. Weg van de hitte. Kleren zoveel mogelijk uit.

O ja, & ’s middags naar de Ooievaar. Ritueel. Spelletje, biertje, praatje, naar huis.
Binnen zitten.

Belde Rachel mij op.

Praten.

Op een terras, veel te heet. Zelfs in de schaduw.

Praten dus.

Dat ik de hele dag binnen zat. Weg van de hitte.
‘Lethargie’. Schoot me opeens te binnen.

Ik zeg: ‘Ik wil schrijven, maar ik weet niet of ik nog wel kan. Ik ben bang dat ’t een manie was. Maar juist nu wil ik niet dat ’t een manie was. Ik wil verder. Ik bedoel: ik kan ook wel over andere dingen schrijven dan over m’n vader. Maar ik voel me schuldig. Misschien dat ik me schuldig voel. Dat ik niet precies weet wat ik voel. Dat ik niet precies voel wat ik moet voelen. Waarom ik de hele tijd thuis wil zitten. Niets doen. Ja, een spelletje spelen op de comp. Maar verder niet. Hooguit 2 bladzijden van m’n boek lezen. Meer niet. Ik doe niets. Binnen zitten. Da’s al. Ik weet wel dat ik me niet schuldig moet voelen, dat ’t een gevoel is dat erbij hoort, maar ’t zou voor ‘tzelfde geld kunnen betekenen dat ik zowiezo niets voel. Dat ik gevoelloos ben. Ik weet niet of dat wat ik denk wel ’t juiste moment is om ’t te denken. & Voor de rest kijk ik voor me uit. Laat de film aan me voorbij gaan. Ik weet niet wat ik anders moet doen. Ik wil wel schrijven, maar ik weet niet of ik nog wel kan. Ik ben bang dat ’t een manie was. Ik ben altijd al manisch. In alles wat ik doe. Uiteindelijk stop ik er immers meestal mee. Als ik er genoeg van heb. Ik stop uiteindelijk ook met over m’n vader schrijven. Straks ben ik ‘m vergeten. Of ik dacht: ik ben ‘m misschien al vergeten. Tuurlijk weet ik nog hoe z’n magere wangen er uit zagen. Tot aan de binnenkant van z’n gebit gingen z’n wangen. Als-ie z’n gebit nog in had. Maar ik weet misschien niet meer hoe hij werkelijk was. Hoe zag z’n baard er uit toen die nog in bloei stond? Wanneer moest je stil zijn, want dáár kwam ’t grapje van Pa? Hoe schenen z’n ogen op een niet zo doffe manier? Ik wil schrijven, ik wil weten hoe ’t ging. M’n broer zei vanmiddag, Jan, Jan heet-ie, dat-ie zichzelf er op betrapte vanochtend, hij lag nog in bed; dat-ie zichzelf in bed er op betrapte dat-ie aan ’t bedenken was wat-ie zou moeten zeggen zogauw ’t zover was. Hij was z’n toespraak al aan ’t voorbereiden, zei hij. Ik dacht: Ik ben eigenlijk al 3 jaar m’n toespraak aan ’t voorbereiden. Al die jaren dat ik over m’n vader schrijf. & Dan wil ik schrijven, maar ’t enige wat ik doe is voor m’n comp zitten, spelletjes spelen, wachten tot er gebeld wordt.’

Dat zei ik.

Ach, ik zei nog veel meer. Maar ik zei ook veel minder.
Gelukkig dat Rachel er was.

Dat vulde de boel, liet me even beseffen dat ik gewoon evengoed in Zijperspace was.
(zo’n schat)

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *