De Onmogelijkheid der Dingen (I)

Het Voorspel

Ik heb nog wel even zitten peinzen of ‘onmogelijkheid’ wel ‘t juiste woord was, maar van ‘ongemakkelijkheid’ dacht ik dat ‘t in de loop der tijd de lading niet zou dekken. Men neigt ernaar te denken dat ‘t de eigen onhandigheid is die bepaalde gebruiksvoorwerpen, verpakkingen & soortgelijks onhandelbaar & onverwacht wegfloepend en/of verdwijnend maken, maar vaak is ‘t ‘t ding zelf, z’n vorm, z’n uitstraling, z’n identiteit, z’n zijn an sich, die ‘t leven van de mens somtijds zwaar te dragen maakt.

Voor niet iedereen geldt dit waarschijnlijk. Velen zullen dit gedurende ‘t leven op een gegeven moment gewillig aanvaard hebben. Er zullen er zijn die in de loop der tijd zelfs een bepaalde handigheid hebben aangewend om de onmogelijkheden ervan zoveel mogelijk te frustreren, door ‘t bijv te negeren dan wel er op enigerlei wijze op te anticiperen. Maar ik vermoed dat er ook velen zullen zijn die zich kunnen herkennen in mijn in deze nieuwe reeks nog te volgen beschrijvingen van hoe de dingen zich zoal kunnen gedragen & waar de daaruit voortvloeiende onmogelijkheid voor de gebruiker wanhopige verzuchtingen kan veroorzaken.

Men vermoedt onschuldigheid. ‘t Zal bijv vast liggen aan waar ik met mijn aandacht was toen ik ‘t voorwerp terzijde legde. Of: ik was ook met 10 dingen tegelijkertijd bezig terwijl ik in m’n hoofd de 5 grote geneugten van ‘t afgelopen weekend op een ranglijst aan ‘t indelen was.
Maar, & hier kan men zeker spreken van voorbedachte rade van ófwel de ontwerper ófwel de opdrachtgever van die ontwerper, waarbij in ‘t 1e geval sprake is van op frustratie uit zijnde moedwilligheid, in ‘t 2e geval onwetendheid, ondeskundigheid of totale desinteresse voor de uiteindelijke gebruikswijze van ‘t uiteindelijke product. Er is vaak structureel sprake van een onhandig gebruiksartikel, veelal veroorzaakt tijdens ontwerp & afwerking ervan door moedwillig geknoei, gebroddel & algehele onnauwkeurigheid. Waarschijnlijk om zodoende geld te besparen & meer per eenheid te verdienen.

Dit gezegd hebbende volgt tevens dat door de onmogelijke hanteerbaarheid van ‘t voorwerp, dit er tegelijkertijd voor zorgt dat, zeker naarmate men er vaker mee te maken krijgt, deze zichzelf een karakter ontwikkelt, al dan niet in ‘t hoofd van de gebruiker, waaruit nog meer onhandigheden zich automatisch verder blijven ontwikkelen, zolang ‘t artikel niet afgestoten wordt.

Ik was eigenlijk van plan om hier meteen te beginnen met de bespreking van de onmogelijkheid van de afwasborstel. ‘t Schrijven van deze korte introductie heeft mij echter doen besluiten om bovenstaande eerst tot de lezers te laten doordringen, waarna mijn 1e verhandeling over ‘De Onmogelijkheid der Dingen’, in ‘t 1st aankomende geval de afwasborstel dus, terecht zal komen bij een publiek die zich al enigszins heeft kunnen voorbereiden & daardoor hopelijk wat opener zal staan voor de daadwerkelijke onmogelijkheid ervan.

Waarbij de (sub)titel natuurlijk diende voor extra aandacht voor wat er allemaal aan zit te komen in Zijperspace.

igst

Carel was ‘t grappigst op een gegeven moment. Getraind door z’n vrienden & klasgenoten.
Daarna kwam Quint.
& Ondertussen sudderde Jan door met z’n woordspelletjes. Brand hier is, Brandaris. Ik ben nog steeds geneigd die woorden te herhalen als ze ‘t over die vuurtoren hebben. Maar ik had de betekenis pas door tegen de tijd dat ik zelf begon te roken.

Carel was zo grappig dat meneer de Boer een beetje genoeg van z’n voetbal had die steeds weer over ‘t hek z’n tuin in viel.
Die zou hij doorsnijden, zei hij dan.
Moest-ie maar proberen, zei Carel. Waarna meneer de Boer weken lang met verband om z’n duim rond moest lopen.

& Tijdens ‘t eten maakte Jan daar dan weer een droge grap over. & Theo de woordspeling die daarop moest volgen.
Er was een volgorde in die dingen. Met m’n moeder die ‘t allemaal probeerde in te tomen.
Niek, zeg jij er dan ook iets van!
Terwijl Marc de pap nog een keer met z’n lepel uit ‘t kommetje spetste vanwege de grote mate van lol rond de eettafel.
‘Haha!’, voluit.
‘Hihi!’, op een gegeven moment besmuikt achter een hand.
Afhankelijk van de leeftijd & rank daar in. & Pa die ‘t slabbetje over de kin van Marc sleepte. & Ma die zei dat we moesten stoppen. Plus nog een keer: Niek!
Die ‘t slabbetje aan Jan had doorgegeven omdat die ‘t dichtst bij Marc zat. Op zijn beurt flauw vlaggend ermee, alsof-ie de kapitein was, of matroos.
Elke dag anders. ‘t Moest wel spannend blijven. Ook voor Pa & Ma.

Ik zat aan ‘t hoofdeind. Marc tegenover me in de babysit.
De rest had ook z’n eigen plaats. Maar elke dag was de rolverdeling anders, hoewel we uiteindelijk slechts langzaamaan veranderden.

Pa werd pas grappig als-ie de deur uit was. Dat lag niet aan m’n moeder. Ik weet nu pas hoe dat zit. Terwijl ik altijd heb zitten kijken wat er nou allemaal gebeurde tijdens ‘t eten, dringt ‘t nu pas tot me door.
Zo veel vrouwen voor versleten daarvoor. Voor uiteindelijk begrip.
Maar dan die grapjes die ze nooit begrepen. Die vriendinnen leken wel m’n moeder. Die natuurlijk de liefste was, dat waren ze met me eens.

Misschien dat ‘t daar fout bleef gaan met de vrouwen in Zijperspace.

Spiertje

Niet dat ik prat wil gaan op ‘t feit dat ik een keertje de juiste woorden heb gevonden voor in welke omstandigheid ik me bevind; er zijn mijns inziens gewoon geen andere woorden voor dan dat er geen spierkracht in me schuilt als ik tot daden over zou moeten gaan.
Ik heb ‘t gevoel dat ik door toevalligheden, mensen die de juiste vraag gesteld hebben & me daarna weer in contact gebracht hebben met een andere juiste persoon, waardoor ik enigszins verder kom dan doelloze apathie & struisvogelgehannes.

Ik kom net bij zo’n persoon vandaan. Ze had me enkele suggesties gedaan waar ik mogelijk recht op zou hebben, waarna we vanochtend een afspraak met elkaar hadden om 1 & ander uit te zoeken & aan te vragen.
Dit jaar is geen succes, zo bleek, door omstandigheden die verder onbelangrijk zijn om te benoemen. Volgend jaar, over 3 maanden dus, spreken we weer af & kunnen we meer realiseren.
Ik voel me bij zo’n gelegenheid ‘t angstige, hyperventilerende jochie. Zij de daadkrachtige vrouw die voor niets haar schouders zal laten zakken.

Of ik er koffie bij wil, wordt na binnenkomst op dergelijke afspraken gevraagd. Vaak met de verzuchting dat ze dat wel eens eerder had kunnen vragen. Maakt niet uit wie ik tegenover me vind. ‘t Is een scenario dat je in kan vullen van hoe een ontmoeting in dergelijke situaties doorgaans verloopt.
Nee, want dat drink ik niet. Op een beleefde toon, maar ondertussen pogend ‘t waarom van geen koffie weg te stoppen. Als ‘t achterin m’n keel al zit te kriebelen om er onverwachts toch, ondanks mijn gesputter, uit te rochelen.
Thee dan?
Nee, altijd water bij me. ‘s Ochtends al te veel thee bij m’n ontbijt gedronken, komt er dan alsnog makkelijk uit. Ik heb geen kracht meer onnozelheid uit m’n mond een 2e keer te blokkeren.

Terwijl dat water alleen maar dient om geen ongemakkelijke situatie te creëren.
Te hete thee.
Geen plek om ‘t natte zakje te deponeren.
Een onnodig houten roerstokje ergens kwijt moeten.
‘t Niet lekker vinden & toch door moet drinken: ‘t bekertje moet leeg zijn bij vertrek.

Als er niets te drinken aangeboden wordt, door bijv bijtijds mijn water voor me op tafel, zou, heel tegenstrijdig, voor mij voor meer comfort kunnen zorgen.
Evengoed snap ik dat deze sociale interacties in de meeste gevallen noodzakelijk zijn. De kans is over ‘t algemeen groot dat dit in mijn geval ook zo zou zijn, vanuit hun optiek.

Waardoor ik daarnet enigszins vermoeid, geestelijk in de war geschud, nog meer verworden tot een hoopje van toevallig aan elkaar verbonden slappe spieren, mezelf voor m’n deur vond.
Niets denkend. Door onvermogen. Door de wil dat niet te doen. Maar toch mislukkend omdat de zintuigen ondanks alles overal heen blijven schieten.

Op dat moment van totaal overgeleverd zijn aan allerhande triggers, zag ik hoe vies van stof mijn voordeur was. ‘t Vergelijk met de deur naar de opgang van de bovenburen deed ‘t niet erger lijken, minder evenmin. Irriteren deed ‘t evengoed.
Mijn fiets de fiets gelaten, richting keuken gelopen, dweil plus spons gepakt, spuitfles met schoonmaakmiddel van minstens 5 jaar oud & de alles wat grauw zag er vanaf gewreven & geschuurd.
Dat er geen oneffenheid meer in m’n blikveld stond de komende tijd als ik na dergelijke buitenhuizige afspraken thuis zou komen, gespannen, gekwetst, uitgeblust, welk hokje ik in zo’n geval ‘t liefst aan zou kruizen.

& Dat ik zou weten dat ik toch nog ergens een spiertje had.

Maar dat die nu ook niet meer werkt in Zijperspace.

Steun

‘t Werd daarnet bij me naar binnen gefrommeld. Zo klonk ‘t in ieder geval.
Doorgaans hoor ik dat soort dingen niet. Zittend in m’n woonkamer hoor ik vaak niet meer dan ‘t weer dichtvallen van de brievenbus. Na zoveel jaar moet je dat geluid wel thuis kunnen brengen.
Dit keer had ik de deur van de wc open. Niet echt m’n gewoonte. Ik heb vriendinnen gehad wiens communicatie niet stopte tijdens ‘t bezoek aan de wc. ‘t Halve lichaam van Stella hing zelfs buiten de deur. & Iemand anders, een ander soort relatie, ging op de wc door met ‘t dirigeren van de rest van ‘t huis. Dit moet nog gedaan & kan je daar nog even naar kijken. Dat soort zaken. Bij Stella was ‘t gezelligheid & in ‘t vuur van ‘t gesprek; ik kan me geen moment herinneren dat ‘t stil was als ik bij haar langs was. Bij die ander ging ‘t puur om de efficiëntie.

Ik had de deur dus open. Dat kwam door piepgeluidjes die ik hoorde. Ik vermoedde ze in huis. & Dat was op ‘t moment dat ik de deur dicht zou trekken. Dus in m’n kwetsbaarheid van broek omlaag moest ik toch nog enigszins controle houden, door me zo goed mogelijk op de hoogte te stellen van wat er gaande was.
Nog een piep. Daarna pieppiep. & Toen een tik van de brievenbusklep. Waarop de frommel begon.

‘t Is gek dat je bij de piep nog volledig van niets weet. Slechts vragen, veronderstellingen, spoken door ‘t hoofd.
Maar dan de tik van de klep, die zorgt ervoor dat je plots alle details weet.
Groene sokken.

Groene sokken in te grote maat. M’n steunzolen moesten er in passen. & Thermo omdat ze m’n zogenaamd noorse sloffen gaan vervangen.
Die laatste zaten lekker, ze waren betaalbaar, zeg maar: goedkoop. Nadeel was alleen dat binnen een jaar de 3e laag van de onderkant aan de beurt was voor slijtage. Ze zouden een 2e winter niet meer voldoen.
Buiten dat, ik durfde me er niet mee te vertonen. Snel sloffen uit als er aangebeld werd. Even kijken of de buren van achter doorkijk hadden als ik snel wat in de tuin moest doen. Vuilnis. Of compost.

Kijk, dat soort dingen zou ik dus allemaal met Stella hebben besproken. Alles was even belangrijk. Hoewel ze liever had dat ik vertelde wat ik nou weer met vrouwen had uitgespookt. Maar ik mocht best van wal steken met zo’n verhaal over sloffen. Als ik me maar verloor in die details, dan werd ‘t leuk.

‘O Ton, zoals jij praat, je lijkt af & toe wel een wijf.’
‘Misschien dat ik me daarom zo bij ze op m’n gemak voel.’
‘& Zij bij jou. Ik heb nog nooit een man meegemaakt die met zo veel vrouwen in bed heeft gelegen zonder ze te versieren. Al m’n vriendinnen hebben ‘t met jou gedaan!’
‘Nee, da’s niet waar.’
‘Al de vriendinnen die geen vriend hadden.’
Ook dat was niet waar. Maar ze kon ‘t zo lekker enthousiast vertellen.
‘& Heb ik ‘t nou echt nooit met m’n dronken kop met jou gedaan,’ vroeg ze dan voor de zoveelste keer. Waar Erik bij was, haar toenmalige vriend.
‘Nee, echt niet. Jij was al dronken in slaap gevallen.’

& Nu heb ik nieuwe groene thermo-sokken. Dat had ik haar best willen vertellen. Met alles hoe & waarom. & Dat de vrouwen in de HEMA ‘t mooist waren, maar de sokken niet.

Toen werd er nog niet geleverd in Zijperspace.