Ik loop de trap af met in m’n handen een 10-tal glazen. Onderaan de trap staat een kind een beetje met z’n armen te zwaaien ten teken dat-ie de weg heeft versperd. Ik trek me er niks van aan, ik zal er toch langs moeten!

Op de onderste tree aangekomen ben ik dicht genoeg voor ’t kind om met de platte hand op m’n kruis te slaan. Vol komt-ie daar op terecht.

Met m’n ene vrije hand pak ik ’t kind bij z’n mouw & kijk de kelder in. Hij probeert ondertussen vrij te komen & verder te gaan met slaan.
‘Van wie is dit kind?’ roep ik ’t geroezemoes in. Ondanks m’n welluidende stem blijk ik genoodzaakt de vraag nogmaals te laten weerklinken.
Een vrouw keert zich om & herkent haar zoontje in mijn hand geklemd.
‘Wat is er?’
‘Je moet je kind ‘ns leren niet op m’n piemel te slaan.’
Ze heeft ’t niet verstaan, wat me de mogelijkheid geeft de vermaning in fatsoenlijke termen te verwoorden, want aan ’t gegnuif, in de voor de rest algehele stilte van een door 40 man gevulde ruimte, kan ik horen dat de rest volledig doordrongen is van ’tgeen ik gezegd heb.
‘Je zou je kind ‘ns moeten bijbrengen niet te slaan & zeker niet in mijn kruis als ik met m’n handen vol glazen sta.’

Ik hoor applaus op de achtergrond, maar denk er zelf slechts aan dat ik absoluut niet meer uit m’n woorden kan komen. Ik zie de spetters opnieuw voor ogen die tijdens ’t spreken m’n mond ontvluchtten.

‘Wat een stilte hier, hè?’ zeg ik 5 glazen later lachend nonchalant, hoewel ’t voelt alsof ik een rondje om ’t gebouw heb gerend, maar ’t grootste gedeelte van de kelder smuilt met me mee.

Dat zijn de echte marathons in Zijperspace.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *