Er was vooral 1 ding zeer irritant. Ik probeerde ‘t voor mezelf een hele tijd te ontkennen. Alsof ‘t niet bestond, of dat ‘t me eigenlijk niets deed. Maar ‘t was er wel degelijk. ‘t Liet duidelijk van zich horen.
Ik weet eerlijk gezegd niet hoe anderen ‘t ervaren hebben, ik heb er voor de rest m’n mond over gehouden (‘t zou wel weer iets van mij zijn, dacht ik), maar bij mij ging ‘t door merg & been.
Ik heb ‘t ook meermaals proberen weg te drukken. Niet alleen mentaal. Ook daadwerkelijk door de deur toe te duwen. Maar de drenger, een zeer eigenwijs exemplaar, die blijkbaar achterstevoren was gemonteerd, dwong ‘m weer open te springen & van voren af aan te beginnen. Tergend langzaam viel-ie vervolgens dicht, met blijkbaar bijbehorend gekerm.
We maakten vroeger zelf een soortgelijk geluid. In ‘t kader van een sterfscene. Cowboytje of riddertje, vaak ook tijdens oorlogje. Kwestie van hoofd ietsjes achterover, de keel kwam dan goed open te staan, mond wijd, & dan langzaam ‘aaaaaaaaaaaaaaaaa’ eruit tevoorschijn laten komen. Zoals je ‘t bij de huisarts altijd moest doen, maar dan langzamer & met horten. Kleine luchtstootjes gevuld met ‘a’.
‘t Mooiste beeld schiep je, ‘t had een bepaalde uitstraling van echt, als je daarbij ½ uit bed lag. Benen hingen er nog net in, hoofd op de grond, ogen dicht, armen wijd uitgeslagen. Alsof je net neergeschoten was.
‘A-a-a-a-a-a-a-a-a-a-a-a-a-a.’
We konden er uren mee bezig zijn. Soms lagen we met z’n 3-en dood te zijn.
Totdat 1 van m’n ouders binnenkwam. Dan sprongen we snel op.
Of we hielden ‘t niet meer van de slappe lach.
Bij een deur, een toiletdeur, is ‘t een uitermate irritant geluid. ‘t Was meer dan slechts ruis, een behang van op de achtergrond plaatsvindend geluid, zoals muzak in een warenhuis, een aanwezigheid van een objekt dat toevallige beweegt. Zeker als je er vlak naast staat, vlak daarvoor nog in de veronderstelling verkerend dat je zou gaan genieten van ‘t geluid van ‘t leeglopen van je blaas.
Om er sneller van af te zijn poogde ik sneller te plassen. Voordeel was dat ik daardoor de weg naar beneden, ‘t toilet was boven de hoofden van de café-bezoekers gesitueerd, eerder kon ondernemen, met 2 tredes tegelijk repte ik me naar de bijeenkomst, maar door de onrust die de haast veroorzaakte, kon ik, beneden gekomen, weer op m’n plekje gezeten, ogenschijnlijk rustig genietend van de verder vorderende conversatie, m’n gedachten niet afhouden van de deur die ondertussen weer bezig was langzaam dicht te gaan. Met alles wat daar bij hoorde.
Men mag van mij aannemen dat ik werkelijk alles er aan gedaan heb om van de innerlijke wrevel af te komen. Zoals ik reeds vertelde heb ik geprobeerd de deur toe te duwen. Bij een volgende toilettage heb ik de deur met m’n been in bedwang gehouden, maar door de dreiging dat een dame ‘t tegenoverliggend hokje zou bezoeken (de immer voortdurende preutsheid), & mij in die vreemde staande houding zou aantreffen, onderwijl rustig (schijnheilig) fluitend m’n behoefte lozend, zag ik daar snel vanaf. Een volgend treffen met de deur heb ik aan allerlei vieze dingen gedacht. Ik kan u verzekeren: dat plast meteen een stuk moeilijker. Vanwege ‘t uitblijven van succes heb ik ook deze truuk beperkt tot slechts 1 poging. Vervolgens heb ik ook nog hardop alle gebedjes proberen op te zeggen die ik als kind met m’n ouders vlak voor slapen gaan heb gebeden. Ik kwam niet verder dan ‘weest gegroet, Maria’. & Tenslotte heb ik de Zen van ‘t staande plassen proberen uit te diepen & bedacht me daarbij dat ik toch ooit nog eens aan ‘Zen en de kunst van het motoronderhoud’ moest beginnen. Wederom had ik geen succes; ik had inmiddels te veel gedronken om aan dit onderhoud met mezelf enige zin te geven. & ‘t Geluid trok meer aandacht dan mijn poging tot diep.
Onderweg naar huis bleven de bielsen die onder mij door schoten mij herinneren aan de toiletdeur. ‘t ‘Kdeng-kdeng’, reeds moeilijk te ontvangen door de hedendaagse moderne outillage van de vering van ‘t huidige treinpark, liet zich omvormen tot ‘a-a-a-a-a-a-a-a’, ditmaal niet komend uit de kinderkelen van weleer.
Voor de rest denkt men in Zijperspace met veel genoegen terug aan de weblogmeeting op 01-02-03.