antwoord

Ach, hmm, dat laatste. Tsja, dank je.
Maar toch, hè, toch is ‘t raar dat mensen dood gaan. Dat ik daar niet van weet, of in ieder geval niet op de hoogte ben van hoe dat dan gaat, of dat ‘t pijn doet, wie je daarna wordt, of juist wel niet, welk gat er aan gene zijde ligt & wordt dat gat steeds verder gedicht naarmate er meer zielen in ten onder gaan, komt Belcampo ons bezoeken, haalt hij ons uiteindelijk weg, & blijft de boer op ’t land staan, wie zegt dat wij overleven, verder leven, wie geeft ons ‘t recht dat wij, met ons intellectueel vermogen, mogen vermoeden dat wij wel, maar de mieren niet, de vliegjes, de vogels, de olifanten, de planeten, de onlevenden, blijven voortleven, of zo leven meer moge zijn dan slechts denken & bestaan. Maar misschien ook wel andersom. Kriebelt ‘t, zo tegen ’t einde aan, of is ’t alsof de trein net gemist wordt? Hoort men oude mannen praten over huiselijk geluk van weleer, of krijgt men een vermaning van de leraar die jaren geleden de klas schuchter bekeek? Tikt de klok, of is de dood tegenwoordig ook digitaal? Weet men dan nog een onderscheid te maken tussen tik & tak? Zijn de hartslagmeters aan gene zijde uitgerust met polyfone tonen?
In dat kader: wat is mijn stukje dan nog? Waar leidt mijn vraag toe, mijn schrijven? Een blubje van een goudvis, maar dan niet in Willem Duys’ viskom, eerder in een grote oceaan (ook al weet ik dat goudvissen daar niet zullen overleven). Waartoe, vraag ik u. & Hoe laat gaat de laatste trein derwaarts?
Verder hoeft men niet te antwoorden. 1 Vraag is genoeg. & Omstebeurt graag.
& Mag ik daar misschien een stukje over mogen schrijven, zo ongeveer dat ‘t u niet vermoeit, maar eerder uitnodigt ja te zeggen, want Ton, zegt men dan, of anders denkt, dat wat jij schrijft dat vermoeit ons toch nimmer, of hoe men zich ook wil uitdrukken. Zo men wil. Mag dat mogen?

Mag ik dat antwoord dan geheim houden voor Zijperspace, op welke vraag ook?

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *