voor altijd

Ik heb geprobeerd een foto te maken. Dat kan ik tegenwoordig.
Ik richtte m’n mobiel.
Dacht van tevoren: ‘Dat heeft-ie dan net niet meegemaakt. Of eigenlijk wel, maar waarschijnlijk is-ie zich er niet bewust van.’
Ik zag ‘m kijken. We hadden oogcontact. Ik keek terug in z’n ogen. Misschien wel de laatste keer. Ik slurpte z’n ogen op. Haalde ’t vliesje van onbereikbaarheid er vanaf. De waas van wit, die de laatste tijd eroverheen hangt.
‘Je moet er wel aan denken,’ had m’n broer gezegd, Theo, m’n broer die in de zorg, in de dagbehandeling heeft gezeten; ‘Je moet er wel aan denken dat je elke keer dat je weggaat afscheid neemt.’
‘’t Kan de laatste keer zijn.’
‘Je kan er spijt van krijgen als je ’t niet hebt gedaan.’
Ik weet dat z’n blik me bij zal blijven. Hoe dat vliesje door zal breken, zijn ogen me zullen naderen. Vanuit de diepte, de verdronken diepte, zullen ze pogen me te bereiken, zullen ze me vragen waar ik mee bezig ben.
Waar zijn we mee bezig, nu we met de dokter besloten hebben dat ’t zo niet langer kan? Dat-ie geen pijn meer mag hebben. Dat-ie daarom maar geen voedsel meer hoeft te krijgen toegediend.
‘Symptoombestrijding,’ wist ik, toen ze ’t me probeerden uit te leggen.

Ik nam m’n 1e foto. Míjn 1e foto van Pa.
Ik heb nooit een fototoestel in m’n handen gehad. Tenzij een toerist me op straat aanhield. Plaatje van toerist leunend tegen de brug.
‘’t Is geen mooie foto,’ zei Theo.
‘Dat was ook niet de bedoeling.’
O, u zou ‘m moeten kunnen zien. ’t Was een mooie vader. Alles straalt er nog vanaf. Ondanks de huid die doorzichtig is. Ondanks de ogen die niet meer schijnen. Ondanks de mond die blijft snakken naar adem. Ondanks de handen die hulpeloos blijven navigeren naar houvast. De ingevallen wangen van de hongerdood die hem wacht. Maar hij zal niets van die honger voelen.
Z’n haren achterover, nog steeds. Z’n mond open. Een mummie van voortdurende ademhaling.
’t Enige dat nog aan hem zal kunnen veranderen is z’n hoornvlies. Maar dat zou niet te zien zijn, zei de dokter. ’t Is ’t enige dat nog bruikbaar is voor donatie. Parkinson heeft z’n lichaam te veel aangetast.
‘Z’n baard zou nog gedoneerd kunnen worden,’ zei ik. ‘Maar die wil toch niemand hebben.’

Terwijl we in z’n kamer stonden, kwam de cd-speler binnen. Om z’n laatste dagen te vullen met z’n favoriete muziek.
Misschien dat-ie ’t niet zou horen, maar dan had je in ieder geval een poging gedaan ’t hem zo aangenaam mogelijk te maken.
Of we nog muziek thuis hadden.
‘Willem Vermandere,’ zei ik.
‘Cornelis Vreeswijk,’ zei m’n moeder.
‘Louis Armstrong,’ zei Quint.
‘Blijft-ie voor altijd naar zijn muziek luisteren,’ zei Theo.
Ik moest nadenken over hoelang ‘altijd’ zou duren.

M’n moeder bukte over m’n vader heen. Feliciteerde hem met hun 47e trouwdag.

& Mood Indigo weerklonk in Zijperspace.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *