Terwijl ik verder lees vandaag, div boeken, div daarmee gepaard gaande bedoelingen om er uit te halen wat ieder daarvan in zich heeft, slaat toe waar ik jaren geen last van had.
Misschien staan de kussens in de verkeerde stand. Plus de shirts, lange mouwen allen, die, er achter weggepropt, hun stand moeten versterken. & Ik, de zonderling, die z’n manier gevonden dacht te hebben m’n nek te behoeden voor stijfheid met bijkomende schele hoofdpijn. Weliswaar tijdelijk, maar niet meer tot lezen in staat.
Bijkans misselijk, duizelige misselijkheid, ga ik dan maar achter de pc zitten, waar nou juist mijn benen, m’n knieën & hielen, eerder weerstand tegen boden.
Ik herinner me ondertussen, de strompelweg van 2 meter richting bureaustoel, de teiltjes waar m’n moeder mee aan kwam zetten terwijl ik hún 2-persoonsbed, gordijnen dicht, als enig veilig toevluchtsoord over had. M’n hoofd & nek in ‘t donker bij buiten volle zon ontspanning toedienend door draaien & knikken, daarbij m’n oren te laten horen dat er nog enige soepele beweging in zat. Een kleine krrkrkrr, een bescheiden knik & tik, m’n schouders me overtuigend dat rechte stand nog steeds mogelijk was.
Maar weg was boek. Voorlopig geen dromen van wat ‘t leven buiten dat van mezelf allemaal behelst. Ik laat de relaties tussen wespen & mieren, nog fascinerender: van die laatste met de bochelvliegen (‘the phoridae’, zei ‘t boek, & pas een halve dag later wist ik wie ze waren, wist ik dat ik dat al had moeten weten).
Ik nam een hapje brood. Een veel te klein gedeelte van wat ochtend- & middagmaaltijd had moeten zijn.
Temporiseren. Zorgen dat ik de tijd nam. Genieten van wat nog aan geheimen komen zou als ik weer de euvele moed had.
Een slok zwaar bier, dat zou vast ook goed helpen. & Daarna de fles leeg.
Er staat altijd een medicijnkast gereed in Zijperspace.