buurjongen

Onze buren zagen er uit als de opa & oma van hun eigen kind Erik. Ze waren altijd al oud geweest, dachten wij. Erik groeide in een zeer beschermde omgeving op, waar ‘t over ‘t algemeen doodstil was. We wilden liever niet bij hem spelen, als we al werden uitgenodigd daartoe, want z’n moeder kon ‘t niet velen als er te veel lawaai werd gemaakt. Carel werd wel een keertje uitgenodigd voor ‘t verjaarspartijtje van Erik, maar ik geloof dat-ie al snel weer thuis was. Hij had in ieder geval de kamer van Erik gezien, iets wat ik me niet kan herinneren ooit te hebben mogen aanschouwen.
We hoorden z’n moeder heel af & toe piano spelen. Op zondag, niet langer dan een uur. Dan zeiden we: ‘Zo, de buren zetten de boel weer op stelten. ‘t Dak gaat er af.’ Voor de grap deed 1 van de broers net alsof-ie op de muur ramde, terwijl-ie schreeuwde: ‘Kan ‘t niet wat zachter! Wij hebben ook onze zondagsrust nodig.’
‘Nou, jongens. Rustig, rustig,’ zei m’n moeder dan. ‘Straks hoort ze ‘t nog.’
Maar iedereen lachte.
Als wij te veel lawaai maakten, vaak als m’n ouders de deur uit waren, de radio hard of pakkertje door ‘t hele huis, dan kwam de buurvrouw al snel bij ons langs. Ze klopte op ‘t raam.
1st Verstopten we ons dan. Deden we net alsof we er niet waren, terwijl we onder de tafels & banken verstopt waren. Maar de buurvrouw bleef kloppen.
‘Jij gaat naar de deur,’ zei 1 van ons.
‘Nee, nou ga jij eens naar de deur, de vorige keer moest ik ook al.’
& We duwden elkaar richting de hal. Uiteindelijk deden we de deur open.
Dan had de buurman of de buurvrouw weer verschrikkelijke hoofdpijn. Ze hadden altijd hoofdpijn als wij aan ‘t spelen waren.
De muren waren dun. Dat was wel waar. We konden de buurvrouw horen plassen. Ze mikte precies in de plas water, zodat wij ‘t konden horen spetteren.
‘Buurvrouw, niet zo hard. Ik word hier helemaal nat,’ riep m’n oudste broer naar de muur.
‘Nou, Jan,’ zei m’n moeder. Daarna wierp ze een lachende blik van verstandhouding naar m’n vader. Blij dat zij in ieder geval niet zo te horen was, dachten zij.

We speelden wel met Erik, hoewel dat niet altijd van harte ging. Er werd dan aangebeld door de buurvrouw, die Erik in de hand had. M’n moeder kwam dan even later boven op onze kamer met de vraag of de buurjongen mee mocht spelen.
‘Aaah, moet dat?’ zeiden we hard verontwaardigd.
We zijn nooit te weten gekomen of Erik dat onderaan de trap ook kon horen. Hij was veel te blij dat-ie er toch bij werd toegelaten om te gaan klagen.
Erik was een jaar ouder dan Carel. Dus 2 jaar ouder dan ik. Hij was ook veel breder, zelfs een beetje dik. Dat kwam waarschijnlijk omdat-ie altijd stil zat. Mocht geen lawaai maken, dus zat-ie altijd te lezen. Ik hield ook wel van lezen, maar dan moest er wel lawaai om me heen zijn. Anders kon ik me niet concentreren. Bij Erik thuis was ‘t altijd stil; zijn ouders hielden niet van spelen. Daarom kon Erik dat ook niet zo goed. Hij was altijd te ruw. Als we gingen stoeien hield-ie je altijd te lang & te strak in een houtgreep. Als-ie ging kietelen stopte hij niet als je ‘genade’ riep. Dan moest er altijd iemand bijkomen om je te verlossen. Erik snapte dat nooit zo goed.
We wilden ‘m niet zo graag erbij hebben als we met ons speelgoed bezig waren. Alles ging altijd sneller kapot.

Als we buiten gingen spelen mocht Erik er wel bij zijn. Erik was toch langzamer dan de rest, dus was ‘t makkelijk van hem winnen. We stopten ‘m altijd in de partij van de vijand. Samen met Jeroentje van verderop. Dan wisten we zeker dat wij de sterksten waren. Of als we hutten gingen bouwen op ‘t veldje achter de garage. Erik was veel sterker & kon daardoor lekker veel sjouwen. Gingen we daarna oorlogje spelen & mocht Erik desnoods bij ons in ‘t leger.
Maar Erik wist niet zo goed in te schatten wat de gevolgen van bepaalde akties waren. Wij wel, we hadden al uitgebreid op elkaar geëxperimenteerd. Daardoor wisten we vrij goed welke dingen te veel pijn zouden doen & welke akties nog net wel konden. De oudere moest altijd minder z’n best doen om de jongere pijn te doen, want de jongere had veel sneller te lijden onder pijn. Terwijl 2 van dezelfde leeftijd erg hun best moesten doen elkaar aan ‘t huilen te krijgen. Een logische, ongeschreven regel, maar wij waren wel zo wereldwijs. Erik helaas niet.
Als we oorlogje speelden gooiden we steentjes naar elkaar. Hoewel Ma al meerdere keren had gezegd dat we dat niet mochten.
‘Maar we doen ‘t heel zachtjes, hoor.’
& Toch mocht ‘t niet.
& Toch deden we ‘t.
Als je geraakt werd door een steentje van de vijand, dan was je dood. Je moest tot 20 tellen voordat je weer mocht leven.
Ik had m’n broer & Erik in ‘t nauw gedreven. Zij zaten opgesloten in de hut, die we die middag gebouwd hadden. De hut bestond uit 3 muren van losse bakstenen, die de bouwvakkers daar hadden achtergelaten. Ik had me onder de muur van de hut verstopt, ik zou straks plots tevoorschijn springen & ze allebei tegelijk uitschakelen. Dan had ik gewonnen. Zo was m’n plan.
Ik was vergeten dat Erik niet zo goed kon spelen. Dat-ie niet zo goed wist wat wel kon & wat niet. Hij wist bijv niet dat een baksteen groter was dan een klein steentje. Misschien wist-ie dat wel, maar wist-ie niet dat een baksteen een ander effekt had op ‘t hoofd van een klein kind. Misschien dat-ie ‘t wel 1st op z’n eigen hoofd had uitgeprobeerd, dat zou best kunnen, maar was-ie vergeten dat ik toch 2 jaar jonger was. Misschien had-ie er ook geen rekening mee gehouden dat de baksteen meer schade kon aanrichten als-ie van een meter hoog op een hoofd zou vallen, ipv van dat-ie lichtjes z’n eigen voorhoofd ermee toucheerde.

Ik sprong meteen op. Hoewel een beetje duizelig. ‘t Werd me rood voor de ogen, maar niet van die duizeligheid. Vooral van ‘t bloed dat meteen overal zat. Ik wreef m’n handen over m’n hoofd & die zaten meteen onder. Ik krijste. M’n broer & Erik keken verbijsterd. Erik ook vol schuldbesef. Ondertussen droop ‘t bloed al via m’n kleren op de grond.

Erik mocht een tijdje niet meer komen spelen. Hij heeft nog wel een autootje gebracht. Om spijt te betuigen. Ik vond dat autootje niet veel aan. Wat moest ik daarmee als ik de hele tijd in bed moest blijven liggen? Ik kon er hooguit over de heuvels van m’n opgetrokken knieën mee crossen.

Terwijl Zijperspace een gat rijker was geworden.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *