buuv

‘WhaawhaaWhaWhaaawhawhaWhawha.’
Meer kon ik er niet uit wijs worden. ’t Geluid kwam door m’n plafond heen. Dat gebeurt niet al te vaak. Ik hoor mijn buren zelden. Hiernaast, voor mij links, voor de kijkers rechts, zijn de vertrokken buren Ingmar & Marit nog altijd niet vervangen; uit ’t andere hiernaast klinkt amper geluid door doordat er een gang, een wc met douche & een keldertrap tussen zitten. Dus zal ik ’t moeten doen met de geluiden die van hierboven naar beneden galmen. Maar van galmen kan je eigenlijk niet spreken. Zeker niet als men ’t bovenstaande in degelijk geluid, echt geluid, krijgt voorgeschoteld. Bovenstaande was een soortement vertaling zoals de roep van de koekoek wordt omschreven met ‘koekoek’, of die van de kip met ‘kukelekuu’: men krijgt een beetje ’t idee hoe ’t geklonken heeft, maar weet tegelijkertijd dat ’t toch net iets anders was dan dat ’t op papier toont.
Als de buren dan toch schreeuwen vind ik eigenlijk dat ze er gelijk de ondertiteling bij moeten geven. Net als dat alle jeugdprogramma’s ondertiteld moeten worden. De nieuwsgierigheid is al opgeroepen, maar ’t bevredigen hiervan wordt uitgesteld tot ’t moment dat je eindelijk ‘ns de gelegenheid krijgt een praatje te maken met je buurvrouw.
‘Zeg, buuv, ik zat van de week lekker in m’n luie stoel een boekje te lezen. Nou, eigenlijk nogeneens een boekje, ’t was eerder een pil, & lekker is misschien ook niet ’t juiste woord, want ’t vergde veel van m’n vermogen tot concentreren, aangezien de schrijver ervan op de hitlijst van snobistisch intellectualisme aan ’t eind van ’t jaar zich in de hoogste regionen zal bevinden. Gedurig pogend de essentie van z’n gewauwel tot me te laten doordringen werd ik me plots gewaar van een hoge stem, die met schelle kreten & snerpend gegier door merg & been moet zijn gegaan bij de persoon waar ’t keelgeluid zich op richtte. Na uitsluiting van de buren in de belendende panden, waarvan ik vermoedde dat zij niet in staat waren dit leven tot in mijn leefwereld te laten doordringen, begon ik ‘t vermoeden te ontwikkelen dat jij misschien enig conflict had. Wat was er zoal aan ’t handje? & Wie was de opponent?’
Heb ik meteen een gelegenheid de buurvrouw wat beter te leren kennen. Zij is eigenlijk degene die zich ’t meest onttrekt aan de feestjes & partijtjes die wij, ik & m’n andere buren, in goede harmonie & tot jolijt van elkeen, regelmatig geven. Wij brengen elkaar dan op de hoogte van ‘tgeen we graag over praten, zoals ’t behoort te gaan als je een goede relatie met je buren wilt hebben. Je moet je op je gemak voelen, wat eerder de conditie schept tot ’t produceren van een gulle lach, wat op zijn beurt weer zeer aanstekelijk werd op de lachspieren van de rest van ‘t gezelschap, waardoor wij allen later op de avond vergenoegd te bed kunnen gaan & ’t hele pand zal slapen als een roos. Iedereen gelukkig, zogezegd. ’t Kan niet anders of dit moet een positieve uitstraling op de rest van de buurt hebben. Wij doen zogezegd goed werk, ’t zou tijd worden dat de buuv van 1-hoog zich daar ook ‘ns mee ging bemoeien.
Ik zie haar wel ‘ns op haar balkon zitten. Als ik loop te struinen door m’n tuin, op zoek naar verandering, groei, onkruid, & verborgen kleinoden. Dan wisselen wij een blik, zwaaien eventjes, of zeggen soms wel ‘ns luidop ‘Hallo’. Soms tref ik haar bij de voordeur, waarbij we toch iets verder moeten gaan dan slechts deze korte begroeting. Ik informeer dan een enkele keer naar haar fiets, zij heeft ’t over ’t heerlijke weer, of anders laten we merken dat we haast hebben op ’t werk te geraken. Van de week was zij zeer dapper & complimenteerde zij me met de kleurige tuin. Ik heb me laatst ook goed van m’n taak gekweten door haar te bedanken toen ik haar knielend voor onze beider voordeuren aantrof, druk doende de zaadjes van de bomen, door de wind tot een grote hoop verzameld in ons portiek, met een stoffer te verzamelen op een blik. Maar verder wil ons contact zich niet ontwikkelen. Behalve dan de genoemde kreten, die moeizaam, onduidelijk, ongearticuleerd zou men kunnen zeggen, tot mij doordrongen.
Ik heb bij vroegere buren, ’t klonk toentertijd behoorlijk spannend, ik kon ’t daardoor niet laten, wel ‘ns een glas tegen de muur geplaatst. Ik wist niet meer welke kant ik nou tegen m’n oor moest drukken & welke tegen de muur. De opening tegen m’n oor, of juist de bodem? ’t Resultaat was ook navenant. Navenant, gemeten naar de mate waarin ik meer te horen kreeg. Weinig dus. Jammer, dacht ik toen, ze hadden hun spannende conversatie toch best wat verder kunnen laten dragen. Ze weten momenteel waarschijnlijk toch wel dat ’t enige roering bij de buren zal geven, waarom dan niet een beetje duidelijkheid scheppen door ’t geproduceerde geluid wat verder te laten reiken?
Hé! Ik hoor zojuist een vrouwenstem ‘au, au’ roepen; 2 maal; ’t klonk ietwat dof, maar ‘t drong toch nog net herkenbaar door m’n plafond door. Ik kon er alleen niet m’n buurvrouw in herkennen. Jammer.

We verdiepen ons weer in de stilte van Zijperspace.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *