Ik probeerde m’n nieuwe collega uit te leggen bij welke situaties ze op moest letten. Dat ze bijv niet te veel wisselgeld verliest aan pillendealers die hun klantjes van groot geld terug moeten geven. & Voor dat doel een blikje bier met een biljet van 50 proberen te kopen.
Ik wees naar de overkant, waar op dat moment een groepje voorbijtrok, duidelijk op jacht naar een volgende score.
Ik herken ze in 1 oogopslag, zonder er over hoeven na te denken waaraan ik ze herken. Ook als ze zich nog aan de overkant bevinden. ’t Lijkt een soort intuïtiviteit te worden: er komt 1 de winkel binnen & ik heb onmiddellijk enkele bijpassende scenario’s in m’n hoofd klaar, waardoor ik sneller op de situatie kan anticiperen.
Moet ik beter opletten, terwijl ze richting ijskast lopen; zal ik ze net ff sneller helpen, zodat de andere klanten er geen last van hebben; is negeren een betere optie, ze moeten natuurlijk niet denken dat ze heer & meester op mijn terrein zijn; of zal ik ’t spelletje spelen dat ik totaal geen wisselgeld heb, & m’n kassa niet leegraakt?
Ik onderscheid de minder welgestelden (ik heb nog steeds geen verzamelnaam voor de zwervers, alcoholisten, junks & pillendealers gevonden) net zo makkelijk van de ‘gewone’ klant als, om maar wat te noemen, de deense toerist van de amerikaanse. De deen loopt minder plompverloren de winkel in & heeft vaak een wat meer gekromde rug in z’n houding tegenover een vreemde, terwijl de amerikaan je overdondert door z’n aanwezigheid. Maar op die kenmerken let ik al niet meer, ik herken ze bij binnentreden.
Waarom zie ik dat de man een zwerver is, vroeg ik me af op ’t metrostation Wibautstraat? Hij heeft een baard & hij mompelt een beetje in zichzelf, maar dat omschrijft nog niet de zwerver. Bovendien waren z’n schoenen gelakt, z’n lichtbruine ribbroek was brandschoon & de combinatie van kleren voor mij een teken dat de man zich met smaak kon kleden. & Ondanks dat ik de man nog niet eerder in m’n leven had gezien, zeker niet in de omgeving van m’n werk, wist ik dat-ie dakloos was.
Was ’t de plastic tas, waarin een doos voor audio-apparatuur leek te zitten? De wantrouwende blik als ik bij m’n onderzoek plots zijn ogen ontmoette? De onzekerheid in z’n gehele gestalte?
Ondertussen zaten we in de metro richting station. Beide bleven we bij de deuren staan. Met een schuinse blik kon ik al z’n gedragingen aanschouwen, zonder dat ’t opviel voor mede-passagiers.
Er schoot ‘m iets te binnen, want plots begon-ie in z’n colbertje te wroeten. Hij miste iets, of wilde iets controleren. Uit z’n broekzak haalde hij uiteindelijk een klein stapeltje papiergeld tevoorschijn, die hij snel op hoeveelheid controleerde.
Bij de beweging van z’n hand uit z’n zak kreeg ik m’n bewijs voorgeschoteld. Er liep een scheur over de zijnaad van de broek, van vlak onder z’n broekriem tot iets boven de knie. Door ’t frummelen viel de scheur wijd open & werd ’t niet meer bedekt door ’t colbert. Een glimp van een vale, bedompte, groezelige spijkerbroek kon ik waarnemen.
De waarheid dient men soms te bedekken in Zijperspace.