De berk

Ik ben de laatste tijd een beetje bezeten van alles wat dankzij iets anders leeft. Nou is de wereld opgebouwd uit dergelijke structuren van ecologisch evenwicht, eten doet leven en piramidemodellen van voedselketens, etc.., maar ik doel eigenlijk meer op organismen die dankzij een ander (groter) organisme een ‘riant’ leven kunnen leiden.

In ‘t geval van de berk, want daar moest ‘t tenslotte in dit stuk over gaan: Engels onderzoek heeft uitgewezen dat zo’n 334 soorten insecten en mijten genieten van ‘t blad van de berk. Jammer dat mijn bron daarbij niet aangeeft over welke berk dat gaat, de zachte of de ruwe, maar interessant blijft ‘t.
Meestentijds blijft de berk in goede staat onder de aanwezigheid van zijn gasten. Slechts zo’n 40 ervan richten daadwerkelijk schade aan. Dat vreten aan zijn bladeren doet ‘m blijkbaar niet echt veel. Sterker, als de ruwe berk ‘t op een zomerse dag te warm krijgt, ontdoet ‘t zich zelf van een deel van zijn bladeren, om zodoende een teveel aan verdamping te voorkomen. Is-ie misschien wel gelijk van een zooitje profiteurs af die zich in dat gebladerte genesteld had.
Ik bedoel maar te illustreren dat de berk wel tegen een stootje kan.

Bij z’n bast heeft de berk over ‘t algemeen minder te lijden van visite. Er zit nl betuline in de schors van de boom. Dit is een harsige stof met een sterk conserverende werking. De mens profiteert hiervan door er olie van te maken waarmee juchtleer bewerkt kan worden. Denk aan wandelschoenen die bij aankoop zo lekker kunnen ruiken dat je meteen je rugzak om wil trekken voor een 5-daagse wandeltocht.
Maar betuline heeft een nog belangrijker functie voor de mens. ‘t Wordt nl ingezet bij de bestrijding van kanker. Ditmaal wordt ‘t echter niet rechtstreeks uit de berk gewonnen, maar uit zwammen die parasiteren op de boom. De Berkenweerschijnzwam (Inonotus obliquus), zeldzaam in NL, en de Berkenzwam of Berkendoder (Piptoporus betulinus) herbergen nl naast de betuline en ‘t daarvan afgeleide betulinezuur, nog wat andere stoffen die kankerpatienten kunnen helpen.
Nadeel van die zwammen is dat ze de berk dood wensen, want dan smaakt-ie blijkbaar ietwat malser. Parasieten zijn ‘t, om bij overlijden van de berk de functie van saprofiet op zich te nemen. Wat zoveel wil zeggen als dat de moordenaar zichzelf bevordert tot uitvaartverzorger.

‘t Is zeer waarschijnlijk dat de Echte Tonderzwam (Fomes fomentarius) dankzij de betuline die ‘t uit de berk wint eenzelfde kankerbestrijdende kracht heeft als de 2 bovengenoemde. Aziaten trokken er 2 jaar geleden in de Veluwe op uit om 100-en van die zwammen van de berken los te hakken. In China fungeren ze als middel tegen oa hartproblemen en kanker.

Er zijn nog een aantal schimmels die de berk wel aardig vinden, waarbij de bekendste de Vliegenzwam (Amanita muscaria) is. Eetbaar zijn oa de Hanenkam (Cantharellus cibarius) en de Gewone Oesterzwam (Pleurotus ostreatus). Giftig (net als de Vliegenzwam overigens): de Kastanjeparasolzwam (Lepiota castanea) en de Viltige Maggizwam (Lactarius helvus). Er zijn er nog veel meer, de berk lijkt zich tot 1 van de grootste delicatessen in dit aardrijk te mogen rekenen; ik heb de lijst echter maar beperkt tot de namen die ‘t meest tot de verbeelding spreken.

Laat ik ‘t ook nog even over wantsen hebben. Er zijn er twee die vaak door elkaar zijn gehaald, de Berkenwants (Elasmucha grisea) en de Berkensmalsnuit (Kleidocerys
recedae). Die laatste heeft z’n naam pas kortgeleden toegekend gekregen. Noodzakelijk, want regelmatig werd de Berkenwants op sites vermeld met een plaatje van de Berkensmalsnuit.
Wat beiden buiten hun geliefde boom gemeen hebben: ze ruiken. De Berkenwants echter alleen als je ‘m dood slaat. Dat gebeurt echter nogal eens: ze kunnen in grote getale op berken voorkomen en dan, vooral op terrassen, de mens lastig vallen met overvloedige aanwezigheid. Een spontane pets op ‘t beestje verspreidt een heerlijke stank over ‘t terras.

En dan heb je ook nog gallen. Sinds ik ‘t Gallenboek (herziene versie) van W.M. Docters van Leeuwen in huis heb, zijn dat m’n grootste vrienden. Nou ja, totdat de uitleentermijn van ‘t bibliotheekboek is verlopen, daarna doet zich vast weer iets nieuws fascinerends voor.
Zoals ik al eerder vermeldde: de berk is populair. Dus ook onder de galproducerende bacterieën, schimmels en insecten. Maar eigenlijk moet ik niet zeggen dat die beestjes de gallen maken; ze nodigen slechts de boom uit dit te doen door op een of andere plek van de boom op een of andere manier een onderdeel van z’n gastheer te irriteren.
Niet dat de berk ‘t er heel erg van op z’n heupen krijgt. Over ‘t algemeen ondervindt ‘t niet al te veel last van zijn galbezoekers.
Dit lijkt niet ‘t geval bij de bacterie Agrobacterium tumefaciens die zich bij de berk aan de wortel hecht en dikke, onregelmatige knobbels veroorzaakt. ‘t Verschijnsel wordt Kroongalziekte genoemd. Hoeveel de berk er onder te lijden heeft is mij onbekend, maar dat ‘t als ziekte wordt beschouwd heeft wellicht te maken met ‘t feit dat deze bacterie ook andere planten aantast, waardoor de verbouwing van dergelijke gewassen minder oplevert voor de mens.
Naast deze genoemde wortelgal zijn er knopgallen (Berkenknopmijt – Acalitus calycophthirus), bladgallen (Berkenbladnerfgalmug – Massalongia ruber, Berkenbladblaargalmug – Anisostephus betulinus en Groene berkenbladmijt – Eriophyes leionotus, alsook nog enkele anderen), vruchtgallen (oa Berkenzaadschubgalmug – Semudobia skuhravae en Late berkenzaadgalmug – Semudobia tarda) en takgallen (Berkenspruitvreter – Lampronia fuscatella), onder welke categorie zich ook de beroemde heksenbezems mogen rekenen (Berkenheksenbezem – Taphrina betulina).
Als ik ‘t allemaal goed geteld heb, zijn er zo’n 20 verschillende soorten gal mogelijk te
ontdekken op de berk.

Maar er is meer, er is veel meer, zoals onze voormalige Ombudsman dat altijd op tv
wist te beweren.
Er is meer, want van wat leeft op de berk in de vorm van een gal, kan ook vaak geprofiteerd of gegeten worden.
Galmuggen (Cecidomyidae) behorende tot ‘t geslacht Dasineura maken gebruik van de gallen die galmuggen van ‘t geslacht Semudobia hebben helpen creëren. Deze Dasineura worden wel inquiline genoemd. Oftewel: koekoek. Ze vreten de eiwitrijke gal aan, waardoor de Semudobia-larve in de gal niet aan voldoende voedsel komt.
Op zijn beurt kan de larve van de Dasineura weer slachtoffer worden van de galmug. Een echte carnivoor. De koekoek in galmugkleren wordt opgevroten.

Jaja, er leeft nogal wat in die achtertuin van mij. En ook al neemt-ie dan veel zon weg, ik zou m’n berk niet meer durven snoeien, laat staan kappen.

Voor afsluiting van dit verslag nog eenmaal kijkend naar m’n berk bedenk ik me dat ook mossen en korstmossen vriendjes met hem willen zijn. Maar helaas zijn de twee veldgidsen die ik op Marktplaats op de kop heb weten te tikken nog niet hier gearriveerd en zal men ‘t moeten doen met de hierboven verworven wijsheid.

Er is al genoeg informatie gespuid in Zijperspace.
(Bovenstaande is enkele jaren her geschreven tbv de cursus tot Natuurgids IVN)

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *