demper

Op woensdag 23 februari hadden ze een geluidsdemper op de aarde achter gelaten. Ik ben even naar buiten gegaan om ’t te controleren. ’t Passerende vliegtuig was niet meer dan wat eentonig gebrom.
’t Gefladder van de vleugels van de duif verstomde tegen ’t laagje dat overal opgesmeerd was. ’t Had geen weerkaatsing, werd eerder opgenomen, geabsorbeerd door de omgeving, zodat ’t geluid niet veel kanten op kon. Omstandig viel de duif enkele takken aan, beroerde ze, dwong ze hun lading af te staan, om zodoende zich weer enigszins vertrouwd met haar omgeving te voelen. Onmiddellijk hoorde ik ’t vroegere geluid, van nog geen dag geleden, even terug; ’t klapwieken van de opgaande duif ging echter alweer snel verloren. Ze was geschrokken van mijn luisterend, waarnemend gezicht, opgevlogen & had zich weer door de alles opslokkende bedekking laten overdonderen, waarna ze weer anoniem vertrokken was in ’t niets. Of dat moet ik eigenlijk niet zeggen: in alles was ze weggegaan, maar nu met een omhullende laag. Er was daardoor nog meer ‘alles’ dan voorheen. ’t Leek alleen wat meer op elkaar.
De doffe lage toon van ’t vliegtuig was reeds voorbij.

1st Kwam de sneeuw als dunne pijltjes de aarde bestormen. Stralen van dunne pijltjes. ’t Volgde elkaar snel op, zodat ’t lijnen in de lucht leken. Ik kon er geen onderscheid in bekennen. ’t Was slechts dat er een vaag waarneembaar gordijn was opgehangen, die een stroom naar beneden vertoonde.
Ik dacht: ‘Wat zijn ze daarboven toch geduldig.’
Zo minuscuul dun als ’t was. ’t Leek een verrassingsaanval. Soms hoor je nog wel ’t zachte ruizen. Moet je je voorstellen: ze komen met miljarden tegelijk aan. Als ze allemaal ‘tzelfde zeggen op ’t moment van aanraking met de aarde, dan veroorzaakt ’t uiteindelijk toch zeker wel een zucht.
Ik deed de deur nogmaals open om te controleren of die gedachte zou kunnen kloppen.
Ik hoorde: ‘Zuuuuuuuuucccccccchhhht.’
& Dat minuten lang. De ‘z’ aan ’t begin & de ‘t’ aan ’t eind waren eigenlijk niet aanwezig. ’t Was meer een eindeloos, & zacht bovendien, uitademen. Van m’n oma die in haar stoel ging zitten, zodat je niet wist of ’t ’t indeuken van ‘t kussen betrof of de opluchting van oma dat ze eindelijk zat. & Dat ze dat alsmaar door bleef doen.

Dan kwam de wirwar. De geheim agenten, die niet laten zien waar ze vandaan komen of waar ze heen gaan. Ze cirkelen rond, schijnbaar gedirigeerd, hun weg wordt omgeleid door de wind. Ze gaan nog even een hoekje om, om dan geheel onverwachts ook een plek in te nemen. Maar toen was m’n aandacht alweer afgeleid door de volgende kluwen van vlokken. Ze grepen elkaars staart, waren daar naar op jacht, leken ieder individueel pogingen te ondernemen de storm te beteugelen, terwijl er nog steeds niets klonk dan dat ene zuchten van de aarde die zich liet overschaduwen door ‘t witte licht.

Ik stond inmiddels in de keuken. Bekeek ’t van een veilige afstand. Je laat je anders te veel in beslag nemen door die constante hypnose. Alsof er 100-en ogen je strak blijven aankijken, je daar niet door gevangen wilt raken, alvast op zoek gaat naar een volgende, voordat die voorganger in ’t niets daaronder zal verdwijnen & je meegesleurd raakt in die oneindigheid. Je wilt met ze mee & dat ook weer niet; je wilt controle behouden & tegelijkertijd opgenomen worden in hun vlucht, hun trage gang naar benee.
Ik vulde suiker bij. De pot moest vol voor bij m’n thee. Ik liet suiker door een trechter in ’t kleine suikerpotje lopen, liet me leiden door dat geluid. & Moest denken dat ’t beter was dat suiker niet naar beneden viel. ’t Zou te snel gaan, te onverwacht. & De wereld een ijzeren gordijn, waar geluid niet verstopt raakt in z’n eigen wolligheid, z’n eigen wil te worden geabsorbeerd, maar zich zou laten overmeesteren, overdonderen door dat wat harder schreeuwt.

Toen kwam de berusting. Alles tegelijkertijd & in ‘tzelfde tempo. De deken werd uitgeschud & neergevleid. Er was geen ontkomen meer aan. Straks zou alles ‘tzelfde zijn, of in ieder geval er zo uitzien.
Ik ging zitten in m’n stoel & las een boek. Ik wist dat ’t toch zou doorgaan & misschien wel nooit zou eindigen.

Ik werd gewekt door een opvliegende spreeuw. Ik hoefde niet naar ’t raam te gaan om te weten dat de dooi was ingezet.

Ik zou m’n eigen gedachten weer horen spreken in Zijperspace.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *