Vantevoren had ik de DDD (Dikke Duizend Dicteewoorden) gedownload & zelfs uitgeprint om op een rustig moment tot mij te nemen. Zodat ik zomaar ‘ns niet onbeslagen ten ijs zou komen. Ik kwam er helaas niet aan toe ze door te nemen. Hoewel ik de 24 kantjes wel in m’n dagelijkse bagage had opgenomen. Opgerold, met een elastiekje eromheen, had ik ’t 5 dagen achter elkaar meegenomen naar m’n werk voor ’t geval een verloren moment mij de gelegenheid zou gunnen er een blik op te werpen. Zodat ik eindelijk 1maal geconcentreerd aandacht zou kunnen hebben voor die vanzelfsprekende maar onbegrijpbare & onverwachte manier van ’t spellen van de nederlandse woorden. Ik wilde eindelijk wel weer ‘ns minder dan 35 fouten behalen. Ik geloof dat m’n laagte-record 30 was; ’t 1e jaar dat ’t dictee werd gegeven.
Ik had ze tenslotte bij me, dus ik kon ze net zo goed tonen aan de vaste klanten die vanmiddag aan kwamen waaien om een biertje te nuttigen. Natuurlijk was dat aanleiding voor anekdotes, wijsneuzigheden, citaten, voorbeelden & correcties. Eenieder had er wel iets over te zeggen, of wist anders wel moeilijke woorden te berde te brengen.
Waaronder ’t zinnetje: ‘De impresario aplaudisseerde’, of we dat allemaal ‘ns op wilden schrijven, waarna ik maar liefst 3 fouten in dat korte zinnetje wist te stoppen. Overigens was dat niet de enige aankonding van mijn dreigend falen.
Maar toch wilde ik op tijd thuis zijn voor ’t Groot Dictee der Nederlandse Taal.
Door allerlei besprekingen, natuurlijk op ’t laatste moment op m’n werk, vergat ik de tijd, fietste ik voor mijn doen op trage tempo naar huis, & zette ik de tv pas aan toen de uitzending reeds begonnen was. Ik had nogeneens m’n jas uit, de kachel aan, of m’n gedachten laten gaan over een mogelijke maaltijd.
Terwijl de ‘dicteetor’ z’n introducerende zinnen verkondigde, bedacht ik me plots dat ik er eigenlijk helemaal geen zin in had. ’t Dictee was iets van m’n vader & mij. Hij zat in z’n stoel, z’n werkplank over z’n schoot geschoven, & ik zat op de grond, voorovergebogen over de lage stenen tafel. Beiden fanatiek schrijvend, klagend als Philip Freriks weer eens te snel overging naar de volgende zin, absoluut geen blik werpend op andermans blaadjes & uiteindelijk uitgeput de pen neerleggend. Waarna mijn vader, in onuitgesproken triomf, z’n resultaat van toch zeker 10 fout minder aan mij liet zien.
Mijn vader zou dit jaar waarschijnlijk niet ’t Dictee bekijken, bedacht ik me terwijl ik m’n jas uittrok & een blik wierp op ’t publiek in de zaal van de 1e Kamer. & Als hij dat wel zou doen, dan zou hij niet weten hoe hij de woorden moest schrijven. Ik kan me inmiddels zelfs niet meer voorstellen dat m’n vader nog schrijft. Z’n trillende hand zou z’n handschrift niet meer aankunnen. Z’n motoriek laat ’t niet meer toe. Maar ik denk dat m’n vader inmiddels niet meer weet hoe hij de woorden moet spellen. Ik zou een makkelijke overwinnaar zijn. Een wel zeer stille triomf. Hij bij m’n moeder. Z’n mond dicht, verwonderd over de dingen die hij vroeger met veel gemak kon. Ik hier in Amsterdam, verlangend naar een vader die beter is.
Ik had er geen zin in, voor een kort moment.
Toen las Philip 1st de volledige tekst voor. Ik herkende woorden waarvan ik zeker wist dat ik ze juist kon spellen.
Ik gooide snel de kachel hoog. Sleurde ergens pen & papier vandaan. Een biertje uit de koelkast. Keerde de meest makkelijke stoel richting tv. Sleepte er een plank bij, net zoals m’n vader ooit een werkplank voor zijn stoel had. Schreef, m’n pen op ’t papier gelegen op de plank boven m’n schoot, zo snel ik kon. & Maakte 34 fouten.
Da’s lang geleden, Pa, dacht ik vervolgens.
& Op die herinnering vinden geen correcties plaats in Zijperspace.