disentis

Zo’n 30 meter voor de helling stond de auto klaar. Alles werd nog 1 keer gecontroleerd.
‘Naar de wc,’ werd er gecommandeerd. ‘De komende 200 km kan ’t niet.’
Waarop we met tegenzin nog een keer ’t toiletblok ingingen.
Pa controleerde ondertussen. Of de bagage goed was blijven liggen, in ’t kleine ritje van onze standplaats tot aan de receptie, waar de auto nu gereed stond om te vertrekken. Of alles compleet was. Of er koffie met melk in de thermoskan in de auto stond. Spelletjes & boeken voor onderweg. Overzichtskaarten & routebeschrijvingen op kladpapier voorin bij ’t dashboard. De zonneklep, z’n zonnebril. & Vooral of ’t gewicht goed verdeeld was.
Onder ’t mom van een goede verdeling waren er zwitserse stenen ingeladen. Die lagen op de bodem van de caravan. Ter vervanging van de vele kilo’s aardappelen & andere voedingsmiddelen die we uit Nederland voor ons 3 weken lange verblijf hadden meegenomen. De thee was op, de koffie, de suiker, de jam, er was geen pindakaas meer & de mueslikoeken voor tijdens wandeltochten waren ook opgeconsumeerd. Dan was ’t zaak de caravan weer in balans te brengen door enkele zware stenen als balast mee te nemen.
‘Wat zeg je dan tegen de zwitserse douane,’ grapten wij naar Pa, ‘als we worden aangehouden, ze de stenen ontdekken & zeggen: “U neemt onze zwitserse bergen mee. Dat mag niet, want ze worden al steeds kleiner door al die vervelende toeristen.”’
Want ’t was eigenlijk voor in de tuin. Net als de plantjes, opgedroogd tussen de bladzijdes van de maigretjes, z’n jaarlijks leesvoer tijdens vakanties. Een hele rij Simenon stond 3 weken lang op een plank in de caravan.
‘Als ik er 1tje per ongeluk voor de 2e keer lees, geeft ’t niet, want ik ben de inhoud toch allang alweer vergeten,’ lachte hij om z’n eigen in zijn ogen daarom efficiënte geheugen.
In Maigret werden de zeldzame bloemetjes in bewaard. Tussen de bladzijden van een die vakantie uitgelezen pocket-Maigret. Met eventuele zaadjes.
‘& Als ze ontdekken dat je ’t laatste exemplaar van de blauwgespikkelde bergpioen hebt meegenomen,’ plaagden we Pa verder, ‘dan kan je gelijk de rest van je leven genieten van ’t uitzicht van die prachtige alpen tussen enkele stevige tralies door.’
‘Die ene steen missen ze niet,’ zei m’n vader nurks.
Waarop hij nog een laatste maal ging schuiven. De reserveband nu wat meer op de voorgrond in de caravan, de zwitserse steen toch wat meer naar achteren verstopt, eroverheen een vale deken gedrapeerd. Hij liet de maigrets de maigrets. Daar zouden ze toch niets verdachts in vermoeden.

Er werd gedag gezegd. De familie van de camping kwam naar buiten. ’t Echtpaar. Eventueel kinderen. Ze stonden op een rijtje om ons de handen te schudden. Gedienstige lach. Dat ’t zo leuk weer was geweest om ons langs te hebben gehad. & Dat ze hoopten dat we volgend jaar weer zouden komen. Net als vorig jaar & ’t jaar ervoor.
Dat zeiden ze niet. Je zag dat ze ’t dachten. Modeltoeristen die wij waren. Geen propje papier, geen snippertje lieten wij achter. De grond waar de haringen hadden gezeten werd door m’n vader weer aangestampt. Als alles in de auto zat, riep Pa de oudst aanwezige zonen & werden we op een laatste minutieuze inspectie van ons terreintje gestuurd. Elk niet daar rechtmatig aanwezig dingetje moest worden verwijderd, geen spoor van onze aanwezigheid gedurende 3 weken mocht te achterhalen zijn. Of ’t moest ’t dode gras vanonder de voortent zijn.
We konden de campingbeheerdersfamilie ook amper verstaan. M’n vader sprak ze met handen & voeten aan. Maakte notities op een kladpapier & begon daar dan mee te wapperen. Maar dat was alleen nodig in hoogste nood. Voor de rest kenden we de situatie na al die jaren wel. We hadden slechts contact bij ’t uitreiken van de post & ’t betalen van de rekening. & Als we voor een wandeling of een ritje de camping verlieten zwaaiden we naar degene die de receptie bemand hield.

30 Meter voor de helling. Genoeg voor een aanloop. M’n vader ging in z’n 1tje in de auto zitten. Had ook alle aansluitingen met Ma op ’t laatste moment gecontroleerd. Linkerknipperlicht, rechter, remlichten, mistlampen. Ja, ja, ja & ja. Dan hield Ma de tas met snoepgoed voor onderweg in handen. Wij ’t boek dat we wilden lezen. & Renden achter Pa aan die in volle vaart, in zoverre dat mogelijk was met de caravan als staart, op de helling afdenderde.
Elk jaar weer werd de tactiek besproken. Waar hij zou beginnen, waar hij halt zou houden om ons in te laten stappen, wat de beste hoek was om de bocht naar de openbare weg te maken, wie als 1e voorin de auto mocht gaan zitten. & Of er nog iemand aanwezig was om eventueel te duwen.
Nee, dat laatste moest maar niet gedaan worden, want stel dat de auto ’t niet zou halen. Stel dat de auto ’t niet zou halen.
& Toch renden wij kinderen achter de caravan aan, gaven hem klappen als zogenaamd duwtje op de achterkant tijdens die steile tocht, veel te steile tocht naar boven, ondanks ’t gillen van Ma uit de buurt van de auto te blijven, renden dan langszij de auto, keken om of-ie ’t nou nog zou halen, voelden de spanning, zagen de spanning op Pa’s gezicht & stonden stokstijf stil bij die laatste bocht naar de openbare weg, of-ie ’t zou halen, dit keer niet, dit keer wel, & jawel, hij was er, al.

& Toen stapten we in. Om beurten. Gingen zitten. & Vertrokken. Voor de laatste keer. Weg van de camping van Disentis. Om nooit meer terug te komen. We maakten zo snel mogelijk ruzie over wie & hoelang voorin, naast Pa mocht blijven zitten.

Maar dat zou wél eeuwig door blijven gaan in Zijperspace.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *