Ik heb niets achter mij gelaten. Hoewel wat voorgoed voorbij is mij als schilfertjes huid continu lijkt te verversen door een ongevoelige laag die van binnenuit groeit. Je vernieuwt jezelf nou 1maal aan 1 stuk door. Een herinnering wordt minder rauw opgediend als ooit de dag erna.
Wie weet gaat dit vervangingsproces van de cellen wel sneller bij dat specifieke herinneringskwakje van de hersenpan.
Dus alles is nog steeds daar waar ‘t zich ooit heeft gevestigd. Met numeriek aan te wijzen verminderingswaarde.
Hoe zou een wiskundige dit duiden?
Ik ben slechts de taal machtig, tenminste als je de grootte van vaardigheid ermee vergelijkt met de nietigheid over ‘t beheer van de getallen.
Daarbij heb ik ‘t niet over hoe je moet berekenen hoeveel dagen je geleefd hebt. Da’s een koud kunstje. Hoofdrekenen is niet ‘tzelfde als ‘t beredeneren van de gang van getallen, welke weg ze gaan & hoe ze te manipuleren.
Maar: 41 x 365 = 14.965.
Plus 10 schrikkels.
Plus 25.
Maakt een afgerond getal van 15.000 groot.
Bij mij viel dat toevallig op 5 mei.
Ik wist al dat ik op de 100e dag van ‘t jaar elke keer verjaarde. Behalve die schrikkels dan. Maar die reken je aan ‘t eind pas mee.
Niet dat ‘t magisch was, maar als hoofdrekenaar ben je wel geneigd zo te denken als je er achter komt dat 125 gelijk staat aan 5 x 5 x 5. & Dat ‘plus 25’ valt te ontleden in 5 x 5.
Ik hoef dat toch niet uit te leggen? Ook niet welke maand mei in de orde van opvolging is?
Dus toen ik die dag ging vieren bevond ik mij tegenover 2 vrouwen (misschien nog wel meer), de 1 hield die avond mijn hand vast, de ander zou dat enkele jaren later doen.
Ik was verschrikt van de plotse afstotelijkheid van de laatste die dag, waar ik mijn onverwachte afstandelijkheid misschien wel moet bedoelen.
Maar dat gevoel, die constatering, liet ik al snel achter me door een zacht kriebelen van zenuwachtig zoekende vingers van de andere vrouw.
Ik liet de 1 de deur uit, voor de ander sloeg ik niet veel later ‘t dekbed open, wat we al snel daarop van ons afwierpen.
Ik probeer me niet vast te houden aan eerder genoemde cijfers, maar heb wel de neiging te denken dat ik ooit te veel waarde heb gehecht aan wat er rond die datum is gebeurd & wat er uit is voortgevloeid.
‘t Ging tenslotte niet onopgemerkt voorbij.
De schilfers, ze bladderen af. Ze laten vreemde krommingen in m’n huidplooien achter. Vooral in m’n aangezicht.
Niemand die ‘t opmerkt. Ik ben de enige die mijn spiegels waarneemt.
Ze blikken ver terug in Zijperspace.