erfenis

‘Ja, als er toch maar zo weinig broers zijn,’ zeg ik, ‘dan zijn ze ook niet gemachtigd iets over de verdeling van de vogels te zeggen.’
Speciale dag. Dat we allemaal konden. Ruim van tevoren belegd. Uiteindelijk zijn er 3 van de 6 broers aanwezig.
‘Dus moeten we ze maar onderling verdelen,’ besluit ik. ‘Ze hebben blijkbaar geen belangstelling.’
Ietwat schertsend. ’t Is niet echt zo. Bovendien geeft Marc toe dat hij al genoeg opgezette vogels in huis heeft.
‘Ik heb wat ik wil.’
Jan wipt nog een beetje op.
‘Wacht even.’
‘Ja, kom dan mee,’ zeg ik.
Ze staan tenslotte boven, op de overloop van de zolder.
‘Ja, Jan,’ valt m’n moeder bij, ‘als je nu niet meegaat, dan kan je ook niet klagen dat ’t verkeerd is gegaan.’

We staan naar de vogels te staren. Voornamelijk kwartels. De rest is al weg.
Jan zoekt naar kwartels van nederlandse bodem.
‘Dan past ’t beter in je bezoekerscentrum,’ suggereer ik.
Hij laat zich niet afleiden. Kijkt naar de onderkant, waar de namen van de exemplaren staan.
‘Deze is aangevallen door de poes,’ wijs ik.
Vleugeltje dwars. Plukjes uitstekend.
‘Ik denk dat ik deze neem.’
‘Ik deze 2.’
& Daarmee is ’t afgelopen.
Ik neem m’n vader mee naar huis, denk ik. In de vorm van oude wandeltijdschriften & 5 opgezette kwartels, staand op 2 plankjes.

Ik drink nog een biertje. Nog geen zin om direct van de trein m’n huis binnen te stormen.
’t Zal wel koud zijn, bedenk ik, een dag lang geen kachel aangeweest.
Kwartels in een plastic tas. Ik plaats ze in een hoek, achter een kruk. Niemand kan erbij, niemand kan ’t herkennen. ’t Moet raar lopen wil iemand ze beschadigen.

Ik raak aan de praat. Een vaste klant van mijn werk. Wil een biertje bestellen, maar ze zegt dat ze verder moet. Ze gaat uit eten met een vriendin.
‘Dan neem ik ook niet,’ zeg ik.
‘Je kan toch blijven zitten?’ vraagt ze.
‘Nee, dan heeft ’t geen zin.’
Ik trek gelijk met haar m’n jas aan. Buk voorover om m’n kwartels te pakken. Grote gele plastic tas.
‘Wat zit daar in?’ vraagt ze nieuwsgierig.
‘Kwartels.’
‘Gatsie.’
‘Ze zijn van m’n vader geweest. Erfenis.’
Ik steek m’n hand in de tas.
‘Er waren niet zoveel mensen die dieren mochten laten opzetten in die tijd,’ leg ik uit. ‘Maar m’n vader wel. Hij was hoofd van een school. Hij had toestemming om ’t te laten doen voor biologieles.’
Zo vertelde hij ’t ons. Maar de vogels kwamen uiteindelijk bij ons terecht.
Ik haal ’t stelletje tevoorschijn.
‘Oh, mooi,’ zegt m’n gezelschap.
‘Da’s m’n vader,’ zeg ik.
Ze snapt ’t vast niet. Maar ik weet in ieder geval weer waar ik naar kijk.
Ik haal ’t plankje met 3 kwartels uit de tas.
‘Er waren weinig mensen die zoveel over kwartels wisten als mijn vader.’
Dat geloofde ik toen. & Ik wil ’t blijkbaar blijven geloven.
Ik stop ze terug.
Straks haal ik ze er weer uit, denk ik, & zet ik ze boven de schoorsteenmantel.

& Een stil gekwetter zal weerklinken in Zijperspace.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *