& Zo geschiedde dat aan mijn deur, gelegen aan de plek waar mn werkstond zich bevond, een vrouwe kwam staan, die genegen was mij wel te bevinden.
Zo zeide de vrouwe: Zeg, Ton. Hoe & gaat t nu met uwen gesteldheid?
Waarop ik niet anders dan van antwoord kon voorzien door te reageren: Welaan, vrouwke, ik & maak t uitstekend. Ik wil u wel bidden dat ik vooraleer geen betere dag hebbe gekend, alsook een nuttige slaap achter de rug heb die kalmerend & benevens opwekkend heeft gewerkt.
& Toch, zo wist mij deze vrouwe mij te melden, wist ik dit niet anders te constateren door & u te verzoeken mij daarvan op de hoogte te stellen alsook t daadwerkelijk te ooggetuigen. Ik wil u waarachtig verzekeren dat dit al, deze waarnemingen geheel tezaam, mij genoegen schept & vrede geeft, zo wil ik ‘t u verkonden.
Vanwaar dan, zo verzocht ik deze schone, stapt u dan niet van uw stalen ros & pakt mij eensklaps bij de kladden, van de klietskladder & vanachteren? Zowaar ik hier sta.
Ach, ge weet, verzuchtte de beladen dame, ik heb uwen & gehelen toch al zovaker & hoegenaam anoniem geliefhebbert, bedroomt & geesteshalve verpulvert onder mijn stoute afleveringen van mijnen boude bedes, waar mijnen lichaam in zijn volle affrontiteit zich deed gelden als enen zwaargewicht. Bezweken zoudt uwen gesteldheid zijn onder mijn gebrek aan beduchtzaamheid.
Hoe kan dat toch, requestionneerde ik, dat een lieftalligheid als uwen lichaam in al zijn verzoekingen voor mijn zinnenbeeld verschenen, mij bewust maakt gelijk verbloemd van alles dat mij tot op heden als gelukzalig toescheen, doch weeromstuitens de genen doet stollen tot een parlotig nietsnutterigdom van totale impotentiteit?
Gij weet, zo wist mij deze dame des geeestesdans mij te repliceren, dat eenieder alsook uzelve, geheel onbevoegd & bevooroordeeld evenmin, genoegzaam op de hoogte van plichten voor degenen die leven zowel als voor die achtergelaten zijn op de geweide gronden, gewijd aan de heren van den hoge, geen weet zullen hebben van tgenen leeft & omgaat bovendien in de hoofden van alles dat op gelijk niveau zweeft in benevelens & overwegens.
Ik begrijp u, zo gaf ik mijn bescheiden, ik veraangenaam me in de manier zo u mij in wederwoord weet te voorzien, ik voeg mij hierin, ik waan mij een waardig respondent zelfs, maar gezien t feit dat ik mij slechts zelden, of ik moet mij adel hebben geduid, gevierendeeld bij geestens, hebben misleid door bevoegelende misbaksels van hoger allooi, dat ik mij vergis of u moet mij enigszins euvel willen duiden & behoedzaam met mijzelven de bedstonde willen betrekken, zonder al te veel moeite te willen behappen t willens & wetens van de beschamende stimulantiae des hersens te neglecteren & mij als oud vuil langs de kant van dezen herenweg te vuilstorten. Zowaar ik hier sta, ik bid u enen tweeden maal alsook de derde.
Gij geile beer, riposteerde de freule des wellustigen levens, bewaar uzelven, blijf met uwen vuige hoge linguïstische poten van mijn volwaardige boezem, geheel & al berezen boven uwen grijzen doch beluste lans, & weet u zich te gedragen in t bijzijn van dames van enig allooi. Ik wil u niet & zo zal t hierbij blijven.
Zo zal t geschieden, wist ik bescheiden nog net uit mijnen beslonken mond te brengen.
Maar bel me echter na 8-en & ik ben uw prinses, besloot zij met bezwijmelde glimlach, waar genen genoegen te veel voor leek, wij zullen enen & anderen bespreken middels t talen van t lichaamsvocht.
Zo bleek & werd geconstateerd op t laatste uur van de vesper, waarvan hier kond wordt gedaan in Zijperspace.