familie (twee)

‘Ma is er nog niet,’ zegt Quint. ‘Haar auto staat er niet.’
Ik kijk rond. Ik zie wel de auto van 1 van m’n andere broers. Die kan ik nog net herkennen. Vlak naast de ingang.
‘Maar ze hadden veel meer tijd dan wij,’ zeg ik.
Quint sluit de deur van z’n auto af. Stopt de sleutelbos in z’n zak. Ik kriebel m’n hand in die van Roswitha. Niet goed wetend hoe je dat in dit soort situaties moet doen.
We lopen door de poort van ’t kerkhof. Rechts staat de muur met urnen. Voor ons uit de graven.
‘Nee, daar is ze,’ zeg ik, met m’n kin kort wijzend.
Ze bukt in de verte iets voorover. Naast haar blijft Theo recht overeind staan.
We horen geluid van kinderen. & Als we iets dichterbij komen zien we ze heen & weer rennen met flesjes water. Ze vullen ’t bij een kraan langs een pad & brengen ’t vervolgens naar ’t graf van Pa. Daar staat de rest van de familie.
Of ze zitten. In ’t gras waar de volgende rij zerken moet gaan komen.
Of ze hurken. Een beetje aarde omwoelend. Een nieuw plantje komt naast Pa te staan.
Shinn pakt knuistjes zand. Hij strooit ’t over de verse zwarte aarde op ’t graf.
‘Da’s mooi,’ zegt z’n moeder Ilse, die met ons aangekomen is.
‘Niet te veel op dezelfde plek,’ zegt Yvon, ondertussen wat takjes van een vers plantje schikkend.
We staan stil.
We kijken.

Er is een boomstam op ’t graf geplaatst. Afgezaagd op een ½e meter hoogte. Daar waar-ie zich had willen splitsen in een 2e stronk. De bovenkant is glad. Toilettegel glad, gepolijst haast.
‘Hoe komen we aan die boomstam?’ vraag ik.
‘Weet je dat niet?’ wordt er gezegd. ‘Dat is een versteende boom. Miljoenen jaren oud.’
‘Had je die nog niet gezien?’ vraagt m’n moeder.
‘Nee.’
& Er onder ligt een plaat. Je kan ’t nog net door sommige plekken aarde heen zien schijnen. In de hoeken van ’t graf komt ’t er onderuit.
‘Moest dat?’ vraag ik.
‘Ja, anders buigt ’t door.’
Vandaar die rotsplantjes, denk ik. Die hebben niet veel aarde nodig.

We staan om ’t graf.
M’n moeder. Ze heeft een boek in de hand. Ze bladert. Leny fluistert haar iets in.
5 Broers. Jan ontbreekt. Moest werken. Ik krijg ‘m nog aan de telefoon. Waar of ’t sleuteltje ligt van de auto.
3 Schoonzussen. 1 Ex-schoonzus. 1 Vriendin. Ze zeggen allemaal ‘Ma’ tegen m’n moeder. Zoals ze ‘Pa’ tegen m’n vader zeiden. Alleen die vriendin nog niet.
6 Kleinkinderen. Ze hobbelen rond. Of houden de hand van vader of moeder vast. 1tje Strooit met zand naast ’t graf. Strandzand, om mee te spelen.
De zus van m’n vader. Met haar man.

M’n moeder leest uit ’t boek een gedicht voor.
Er dringt nagenoeg niets van tot me door.
Ik zie vorig jaar. In fotootjes. Verstilde tranen. Ik herschik de mensen, mezelf. Zet de muziek weer aan.

Dan is m’n moeder klaar.
Zij die zaten, staan op. Zij die stonden, keren om.
Een klein lintje mensen verlaat ’t kerkhof.

‘Zeg, Mam,’ zeg ik, ‘we gaan nu toch naar de dijk? Dan kan ik toch nog wel van daaruit richting centrum wandelen?’

We houden elkanders handen vast, in Zijperspace.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *