familie (drie)

‘Kijk,’ zeg ik, ‘da’s de Razende Bol.’
Een streepje zand voor de kust van Huisduinen. Net opzij van Texel.
Ik ben ermee opgevoed, bedenk ik me. Een klein stukje eiland dat de hele tijd van plaats veranderd, maar er wel altijd is. Een eiland dat continu aan ’t vervellen is, maar toch dezelfde blijft, niet verdwijnt.
Roswitha kijkt, terwijl de rest van de familie afdaalt naar ’t strand.
‘Dit is eigenlijk ’t begin van ’t strand van Nederland,’ wijs ik naar de 1e stukjes zand tussen de pieren onderaan de dijk. ‘Vroeger kwam ’t strand niet verder dan een paar 100 meter verderop. Nu is ’t al hier.’
We lopen achter m’n broers & hun gezinnen aan. Yvon heeft zich al in ’t zand genesteld als we onderaan de dijk belanden. Een deken ligt onder haar uitgespreid. 2 Kinderen struinen de scheidslijn tussen water & zand af. Schijnbaar op zoek naar iets. M’n moeder kijkt toe, nog net op de basaltblokken voor ‘t strand.
‘Waar is Quint?’ vraag ik Marc.
‘Die is naar die strandtent daar verderop,’ antwoordt-ie.
We hebben blijkbaar al veel gemist, want Quint zien we niet meer. Ook al turen we nog zo goed richting strandtent.
‘Zullen wij dan ook een biertje daar gaan drinken?’ vraag ik.
Roswitha vindt alles goed. Marc twijfelt.
‘Nee, ik heb wel trek,’ zegt-ie, ‘maar ik probeer de verleiding te weerstaan.’
Ik neem Roswitha bij de hand.

‘Meneer,’ zegt Roswitha tegen me, ‘we lopen ongelijk.’
Ik ben een kop groter dan haar.
‘Dat komt door de dijk,’ verklaar ik, totaal overbodig.
‘Maar je loopt wel aan de goede kant,’ zegt Roswitha.
We hebben ieder al een eigen kant. Ik loop links.

‘Hé,’ zeg ik tegen Quint, ‘heb je al besteld?’
Hij loopt rond in z’n blote bast. Z’n shirt heeft-ie over een stoelleuning gehangen.
‘Ja, maar de tap werkt niet. Dus dacht ik maar een Corona te nemen.’
‘Dan haal ik ’t wel.’
Ik vraag wat Roswitha wil & loop naar de bar. Daar zijn ze druk bezig bier te verspillen. Ik mag evengoed bestellen.
Achter me zie ik Marc toch nog ’t terras van de strandtent betreden.
‘Ook een biertje?’ bied ik aan.
Kan er nog wel bij. ’t Personeel is nog niet aan m’n bestelling begonnen, druk bezig de tap leeg te laten lopen.

‘Die naast ons hebben lol,’ zegt Marc.
Ik kijk naar de 2 stelletjes enkele meters verderop. Niet te lang, om hun blikken te ontwijken.
‘Ja, ze blijven maar naar ons staren,’ zeg ik.
‘Dat deden ze ook toen wij ’t terras op kwamen,’ zegt Roswitha, ‘& ze begonnen opnieuw toen Marc erbij kwam.’
‘We zijn natuurlijk ook allemachtig interessant.’
‘Allemachtig, maar o zo prachtig,’ vult Roswitha aan.

M’n telefoon gaat. Familiebespreking.
‘Of we naar Fort Kijkduin gaan,’ zeg ik, als ik opgehangen heb. ‘Ik heb gezegd dat we ons biertje opdrinken & dan komen.’
‘Wil jij er nog 1?’ vraagt Quint mij.
Hij heeft z’n Corona al op. Ik heb mijn glas ook bijna leeg.
‘Nee, joh, we gaan zo.’
‘Ach, man. Marc & Roswitha zijn nog niet halverwege.’
‘Neem maar voor jezelf. Ik hoef niet meer.’

We lopen terug via de duinen. Langs de Gravelijkheidsduinen richting Fort Kijkduin.
‘Hé, Marc,’ zeg ik. ‘Hebben wij straks nog genoeg tijd om lopend naar ’t centrum te gaan?’
‘Ja, hoor,’ zegt-ie. ‘Dan kan je via de Huisduinerpolder. Langs de manege onderaan de vuurtoren. Da’s best een mooi stuk.’

We slepen liters zand mee terug naar Zijperspace.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *