fassbinder

Er bestond maar 1 superpoes. & Dat was Superpoes. Ik pakte ‘m in m’n handen, z’n pootjes bungelden aan weerszijden ervan, & samen vlogen we de supervlucht van Superpoes door de kamer. Langs de lamp, scherend over de banken, z’n klauwen probeerden nog snel even de kussens te grijpen, omhoog langs de gordijnen., & dan rakelings langs ’t gezicht van m’n moeder. Superpoes lachen (onhoorbaar weliswaar), ik lachen, & m’n moeder verontwaardigd.
M’n broer, met wie ik officieel de poes deelde, op ons initiatief was Superpoes ’t huis in gekomen, ’t huis waaruit wij beiden spoedig zouden vertrekken, pakte de poes bij z’n poten beet & ging als met een trekharmonica tekeer. Poten uit elkaar, poten bij elkaar. Een heel koddig gezicht, vonden wij.
‘Zet die poes neer,’ zei m’n moeder.
‘Ja, maar ’t is een superpoes. ’t Kan niet vroeg genoeg wennen aan de vluchten die ze zal moeten gaan maken.’
Maar Superpoes vond m’n moeder maar niks. Net als enkele andere familieleden.
‘Hij is net zo gewoon als andere poezen.’
‘Als je ‘m net als andere poezen gaat bejegenen, dan zal ’t net zo’n gewone poes worden als andere gewone poezen. Maar als je Superpoes een kans geeft om een superpoes te worden, dan wordt-ie dat ook. Dat heeft-ie in zich.’
Maar dan werd er al niet meer naar me geluisterd. Waarop Superpoes & ik nog maar een testvlucht door de ruimte van ’t huis maakten.
‘Superpoes is toch geen naam,’ werd er vervolgens dwarsgezeten.
‘Hoe moet-ie dan heten?’
‘Weet ik niet. Maar Superpoes is belachelijk.’
Ik bedacht me dat Superman in ’t dagelijks leven ook gewoon Clark Kent heette & liet m’n gedachten gaan over mogelijke alternatieve poezennamen. 1tje Die acceptabel zou zijn voor de rest van Huize Zijp. Evenzowel moest ‘t wel 1 zijn waar z’n uitzonderlijke gaven uit zouden blijken, hoewel dat ook weer niet al te sterk. Enige anonimiteit gedurende de levenswandel was ook op prijs te stellen.
Aangezien Rainer Werner Fassbinder rond die tijd overleed, & ik ’t gehele retrospectief in ’t plaatselijke filmhuis met genoegen had gevolgd, werd ’t tijd om die man te eren. Door Superpoes met zijn naam op te zadelen.
Bovendien klonk ’t zo lekker als ik Superpoes uit de tuin moest roepen om zich gereed te maken voor de maaltijd.
‘Fassbinderfassbinderfassbinderfassbinder.’
Liefst met de hoge stem van vrouwen die katten adoreren.
‘Wat een belachelijke naam voor een poes,’ was ditmaal ’t commentaar.
‘Fassbinder is dan ook geen gewone poes. Fassbinder is een superpoes.’
Maar ze trapten er al niet meer in. Ik was immers inmiddels uit huis vertrokken. & Had Fassbinder niet mee kunnen nemen. Mijn invloed taande.
De enige die Fassbinder zodoende bij z’n ware naam aanriep was ik, 1 keer in de week logerend in ’t ouderlijk huis, als ik naar Den Helder terug moest keren om m’n zaterdagse arbeid in de bibliotheek te verrichten.
‘Poekiepoekiepoekie,’ riep m’n moeder in die tijd de tuin in, met haar handen een blik ordinair kattenvoer omvattend.
Waarop Fassbinder voortaan Poekie werd. & Veranderde in een doodnormale, net niet gezellig dikke poes.
Gezellig dus niet (dat had ik in ieder geval bereikt; als ik ergens een hekel aan heb, dan zijn ’t wel gezellige katten), & dik dus ook al net niet (hoewel m’n moeder haar best deed).
Maar zoals ik al zei: ooit bezat deze poes alle eigenschappen die hem een superpoes hadden kunnen maken. De mens heeft ’t in deze weer laten afweten. Een toekomst verloren, een ideaalbeeld onontgonnen.

Denk echter vooral niet dat er enig moraal zit in de verhalen van Zijperspace.
(‘t is slechts in ‘t kader van ‘t zich weer aankondigen van dierendag, benevens als reactie op ‘t schrijven van Cranium & Carin mbt de vermeende liefde van loggers voor katten, wat ik probeer te bestrijden, maar niet dmv bovenstaande, als men nog begrijpt wat ik bedoel)

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *