Gagel

Ihkv Natuurgidsencursus IVN Amstelveen

‘Meest geschikte bodem lijkt een natte podzol met gley-verschijnselen tot in de A-horizont.’

Toen ik dat zinnetje las waande ik me in een boek van Maarten Toonder. Ik meende, zoals dat gebeurt met boeken met Ollie B. Bommel in de hoofdrol, wel ong de strekking van de woorden te begrijpen, maar tegelijkertijd voelde ik dat ’t échte grijpen ’t af liet weten. Ik had geen grip op de materie en schuifelde als Heer Ollie zelf hulpeloos door de wereld die buiten mijn medeweten om geschapen leek.

Daar moet ik nog iets anders bij vertellen, voordat ik op de inhoud van ’t zinnetje overga. Ik had vroeger, of eigenlijk nog steeds, een weblog. Maar in die dagen van toentertijd schreef ik veel lappen tekst die over mezelf & over mijn familie gingen. Meermaals heb ik ’t daarbij over m’n vader gehad, die zelf ooit ook lid van ’t IVN was, vogelwerkgroep, orchideewerkgroep, plantenwerkgroep, etc…
Maar ondanks zijn deskundigheid, hij wist werkelijk alles, zo zijn vaders nou eenmaal, moest hij bij een rondwandeling door de natuur elk lente-seizoen bekennen dat hij de namen van de planten weer naar boven moest halen. We moesten nog ff geduld hebben, zoveel betekende dat, en dan wist hij weer alles.
Dus over mijn verwondering dat dat zo bij hem werkte schreef ik op mijn weblog. Over zijn zoeken naar woorden. En hoe nieuwsgierig ik was naar die woorden, die namen van planten & vogels, maar dat ik tegelijkertijd wist dat ik ze dus ook zou gaan vergeten.

Ik dacht dat ’t daar eigenlijk bij zou blijven, bij dat streven, toen ik aan de Natuurgidsencursus begon. Mijn zoektocht naar de namen van planten & vogels. Maar bovenstaand zinnetje doet me sinds enkele dagen beseffen dat ’t veel verder gaat. Want dat zinnetje doet me verbaasd staan. ‘Verbaasd staan’ omdat ’t een hele nieuwe wereld verbergt, behelst tegelijkertijd. Want ik kan dat plantje, die struik, die boom, weet ik veel wat waar ik ’t op dit moment over heb, interessant vinden, z’n naam leren, hem in ’t ‘echt’ herkennen dankzij mijn opgedane kennis, maar dat ‘ding’ is veel meer dan dat. Elk detail ervan schept nieuwe woorden, woorden waar ik tot op dat moment totaal geen weet had. Nou ja, ik had ze wel bevroed, maar dat bij ’t openen van elke boek of site die mij een stapje dichter bij begrip ervoor brengt, gaat er een nieuwe dimensie open. Elk woord geeft nog meer diepgang, elk woord schept nog meer afstand, ook door ’t creëren van nieuwe woorden, en tegelijkertijd nog meer fascinatie voor wat ’t ‘ding’ nou eigenlijk is. Waarschijnlijk weten jullie nog niet waar ik ’t over zou gaan hebben. Die zin, lijkt mij, roept alleen maar mysteries op. Zeker als jullie op ’tzelfde niveau zitten als waar ik nu zit. Goed, om jullie enigszins tegemoet te komen geef ik jullie enkele alternatieve namen van ’t onderwerp, in gradatie van duidelijkheid in betekenis oplopend. Behalve de docenten & m’n vriendin mag voor de rest iedereen meedoen met raden waar ik ’t over ga hebben.

Mijn verhaal vandaag zal gaan over ’t Smeerboompje, oftewel ’t Mosselkruid, ook wel Bessem – of Mottenhout, sommigen prefereerden de naam Vlooien- of Luizenkruid (afhankelijk van waar ze ’t meeste last van hadden), en anderen Myrthus Brabantinus oftewel Brabantse Myrte, ook wel bekend als de Brabantse Peper, maar ook: Pos, Possem, Post, Posselbos en Porst, vooral bij de Duitse grens. En dan was er nog de benaming Gelderse Thee. De Latijnse benaming uiteindelijk luidt Myrica gale.

Gagel dus.

Dat eerste zinnetje: ‘Meest geschikte bodem lijkt een natte podzol met gley-verschijnselen tot in de A-horizont’, dat vond ik tijdens mijn speurtocht naar informatie over de heester Wilde Gagel. Mijn grootste vondst. ’t Lijkt wel poëzie van de ongrijpbaarheid van wat biologen, palynologen, paleoecologen en nog wat andere deskundigen stiekem met elkaar ontdekken en maar niet uitgelegd krijgen aan de overgrote meerderheid der mensheid. Ik zal niet vertellen wat er nog meer aan voor mij ondefinieerbare woorden die in rapporten en verslagen stonden mij onder ogen zijn gekomen. Dat zou alleen maar afschrikken. En bovendien zou ’t mijn praatje over de gagel niet extra interessant maken.

Ik kreeg de zin, samen met nog meer wonderbare taal over de geschiedenis en ’t voortbestaan van de Wilde Gagel in Europa, specifiek Nederland, kado van een van die palynologen; een man die al jarenlang onderzoek deed naar de sporen die planten in de vorm van pollen in de loop der eeuwen in de bodem hadden achtergelaten.
Over ’t onthouden van zijn specialisme heb ik 3 weken gedaan om dat als onderscheidend wetenschappelijk specialisme voor mezelf te onderkennen, maar belangrijker nog: te kunnen onthouden. Ik bedoel maar te zeggen: om jezelf ’t vocabulaire van een goed functionerende en niet al te veel stotterende natuurgids eigen te maken zal je voor de spiegel van de badkamer meermaals, liefst met een kiezel onder de tong, brullend tegen de geluiden van een opname van de overdonderende branding van de Nederlandse kust tijdens een heftige herfststorm de woorden palynoloog, alsook anemofiel, mesotroof, eutrofiëring en phanerofyt voor jezelf honderden keren moeten herhalen. En daarbij bedenken dat dit alles ook nog wat te betekenen heeft en wel degelijk de heester Wilde Gagel betreft.
Maar goed, niet iedereen van deze groep zal ’t na mijn woorden als een uitdaging beschouwen met een groepje toevallig geïnteresseerden een struik Gagel te benaderen.

Ik bedoel misschien eigenlijk alleen maar te zeggen dat ik geen plaatjes nodig wil hebben als ik iets wil vertellen over de natuur. Ik wil de taal, de feiten, de kennis die er ondertussen is opgedaan over de Wilde Gagel ’t verhaal laten doen. Ik wil die moeilijke woorden, door een beetje uit te leggen wat ze voor de leken zouden kunnen betekenen, een wereld laten openen waarin een natte podzol een specifieke ecologie illustreert waarin de Gagel kan overleven, een cultuur die steeds minder voorkomt, maar die zo speciaal is voor deze struik, dat deze soms als enige, ism een paar andere eigenwijze organismen als Veenmossen, Elzen, een enkele Berk en Pijpenstro, daarin kan overleven, maar tegelijkertijd, ondanks zijn hardnekkig- en stijfkoppigheid, bedreigd wordt doordat die hoog- en laagveenculturen langzaam ontwaterd dreigen te raken in Nederland. Ondanks antropogene tegenwerking.

En dat is wederom een woord dat ik heb leren gebruiken: antropogeen. Of in andere woorden, antropogeen is alles wat door de mens is teweeggebracht, onder menselijke invloed is veranderd. In ’t geval van Gagel: de plotselinge vermeerdering van deze struik duizenden jaren geleden in de streek die tegenwoordig Nederland heet, is waarschijnlijk door mensen teweeggebracht. En tegelijkertijd: de dreiging dat Gagel binnenkort verdwenen zal zijn omdat de Nederlander ’t land, de venen e.d., te veel heeft laten ontwateren.
Onder die antropogene invloed zijn er volgens Waarneming.nl nog maar 18.357 Gagelstruiken in ons land te vinden.

Vandaar dat ’t ons niet meer toegestaan is de welriekende blaadjes, takken of bloemen te verzamelen om zodoende muggen, motten, vlooien (ook die van de hond) of luizen te verdrijven. We kunnen ons eigen medicijnkast niet meer bijvullen tbv ontworming, ter bestrijding van maagklachten & diarree, of om een abortus te doen veroorzaken, menstruatie te stimuleren. Of, zoals de Kelten in vroeger dagen, pijn in handen & benen te verzachten, laat staan om kiespijn tegen te gaan. & Hoewel ’t heel lekker schijnt te zijn, zullen kip & mosselen ’t moeten doen zonder ’t aromatische kruid Gagel, tenzij in eigen tuin gecultiveerd.
Maar dan heb je wel een zonnige tuin nodig, met vochtige, venige grond. Een tuin eigenlijk, of in ieder geval een gedeelte daarvan, waar bijna alleen maar Gagel & wat andere soorten kunnen groeien.

’t Allerergste nog is misschien wel dat ’t heel wat moeite zal kosten bier of jenever te produceren met de specifieke smaak van Gagel. Men heeft dan speciale toestemming van de groenbeheerder nodig. En daarbij moet men nog oppassen dat men ’t kruid niet in té grote hoeveelheden gebruikt, want uiteindelijk schijnt ’t toch enige bedwelmende resultaten tot gevolg te kunnen hebben.
Dat is toch juist de bedoeling, waag ik daarbij te bedenken; ’t zorgt er juist voor dat je net ff wat minder alcohol in ’t drankje hoeft te stoppen.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *